ECLI:NL:RVS:2025:3392

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202402812/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering wijziging basisregistratie kadaster na grensreconstructie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 28 maart 2024 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] is eigenaar van een weiland, kadastraal bekend als gemeente ’s-Graveland, sectie B, perceel 2539. Op 2 januari 2023 heeft de bewaarder van het kadaster geweigerd een bijhouding in de basisregistratie kadaster te wijzigen, na een grensreconstructie die op 17 augustus 2022 had plaatsgevonden. Tijdens deze reconstructie werd geconstateerd dat de kadastrale grens tussen de percelen niet correct was weergegeven. [Appellant] heeft hierop de bewaarder verzocht om de kadastrale grens te herstellen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van een kennelijke misslag. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld. Hij stelt dat zijn verzoek niet als een verzoek tot herstel onder artikel 7t van de Kadasterwet moet worden gezien. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 27 mei 2025, waar zowel [appellant] als de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Schamp, aanwezig waren. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] onder artikel 7t valt en dat er geen verschil is tussen de relazen van bevindingen die de basis vormen voor de kadastrale registratie.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.

Uitspraak

202402812/1/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 28 maart 2024 in zaak nr. 23/4283 in het geding tussen:
[appellant]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 2 januari 2023 heeft de bewaarder geweigerd een bijhouding in de basisregistratie kadaster (hierna: BRK) te wijzigen.
Bij besluit van 25 mei 2023 heeft de bewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 maart 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Woonvereniging De Hofstee heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 mei 2025, waar [appellant] en de bewaarder, in de persoon van mr. P.A.M. Schamp, zijn verschenen. Ook is op de zitting Woonvereniging De Hofstee, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als derde-belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is eigenaar van een weiland dat kadastraal bekend is als gemeente ’s-Graveland, sectie B, perceel 2539. Grenzen van dit perceel zijn, onder meer door [appellant], op 17 juni 1991 aan een landmeter van het Kadaster aangewezen. Het resultaat van deze aanwijs is vastgelegd in een relaas van bevindingen met archiefnummer 635. Op 17 augustus 2022 heeft een grensreconstructie plaatsgevonden van de kadastrale grens tussen de percelen gemeente ’s-Graveland, sectie B, nummers 2057, 2440, 2538 (nu: 3474) en 2539. Bij deze grensreconstructie heeft de landmeter geconstateerd dat de kadastrale grens tussen de percelen 2057 en 2440/2538 niet correct op de kadastrale kaart is weergegeven. De landmeter heeft dit op grond van artikel 7s Kadasterwet ambtshalve hersteld. Het herstel is vastgelegd in het relaas van bevindingen met archiefnummer 1095 en verwerkt in de kadastrale kaart.
2.       [appellant] heeft de bewaarder bij brief van 5 december 2022 te kennen gegeven dat na de grensreconstructie de kadastrale grens tussen de percelen 2538 en 2539 niet meer juist is weergegeven op de kadastrale kaart en verzocht dit op te lossen. De bewaarder heeft deze brief aangemerkt als een verzoek tot herstel als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet en dit verzoek afgewezen omdat geen sprake is van een kennelijke misslag. De rechtbank heeft de bewaarder in zijn standpunt gevolgd. [appellant] is het hier niet mee eens.
Juridisch kader
3.       Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt:
"Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […], kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […]"
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de uitspraak van de rechtbank onjuist is. Hij voert aan dat hij niet heeft verzocht om herstel als bedoeld in artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet. Verder voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte niet bij haar oordeel heeft betrokken dat de metingen van 1991 en 2022 tot verschillende resultaten hebben geleid.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1850, kan uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) worden afgeleid dat met dit artikel is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek van een belanghebbende herstellen van een misslag. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is geschied omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is medegedeeld.
4.2.    Gelet op de bewoordingen van de brief van 5 december 2022 is de rechtbank er met de bewaarder terecht vanuit gegaan dat het gaat om een verzoek tot herstel als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. Hierbij is ook van belang dat [appellant] niet heeft uitgelegd hoe de bewaarder zijn brief  wel had moeten opvatten.
In zoverre slaagt het betoog niet.
4.3.    Artikel 7t van de Kadasterwet is beperkt tot herstel van misslagen. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een verschil tussen het brondocument en de BRK. Voor zover [appellant] zich richt tegen de aanwijs in 1991, overweegt de Afdeling dat [appellant] hier bij is geweest en destijds tegen de uitkomst geen actie heeft ondernomen. Een verzoek tot herstel kan niet worden gebruikt als men het niet eens is met het resultaat van de bijwerking. Dat [appellant] de inhoud van het relaas van bevindingen met archiefnummer 635 wellicht anders interpreteerde, waardoor hij destijds geen aanleiding zag om bezwaar te maken, maakt dit niet anders. Op de zitting van de Afdeling heeft de bewaarder verder toegelicht dat er geen verschil is tussen het relaas van bevindingen met archiefnummer 635 en het relaas van bevindingen met archiefnummer 1095, buiten de omstandigheid dat dat laatste relaas is opgemaakt naar aanleiding van het uitzetten van verschillende kadastrale grenzen en daarom ook meer informatie bevat. De Afdeling volgt deze toelichting van de bewaarder. De verschillen tussen de relazen van bevindingen noopten de rechtbank daarom niet tot een andere beslissing op het beroep.
In zoverre slaagt het betoog evenmin.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6.       De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
620-1101