ECLI:NL:RVS:2025:3450
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 mei 2025. De rechtbank had de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de minister van 4 februari 2025 vernietigd. De minister had in dat besluit de aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen, in combinatie met andere relevante informatie, was gewogen in de beoordeling van de aanvraag.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de minister niet voldoende had gemotiveerd hoe de omstandigheden in Jemen waren meegewogen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister de proceskosten van betrokkene moest vergoeden.
De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 25 juli 2025, waarbij de minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is van belang voor de beoordeling van asielaanvragen in het kader van de Kwalificatierichtlijn.