ECLI:NL:RVS:2025:3491
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 24 maart 2025. De rechtbank had de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de minister van 19 december 2024 vernietigd. De minister had de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de slechte humanitaire situatie in Jemen niet in aanmerking was genomen bij de beoordeling van de aanvraag.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de minister de beoordeling in het beleid niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank had terecht overwogen dat de minister niet alle relevante omstandigheden had meegenomen in de beoordeling van de aanvraag. De enige grief van de minister slaagde niet, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2025.