ECLI:NL:RVS:2025:3493
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 18 april 2025. De rechtbank had de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de minister van 6 december 2024 vernietigd. De minister had de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de slechte humanitaire situatie in Jemen niet in de beoordeling was meegenomen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd hoe de humanitaire situatie in Jemen en andere relevante omstandigheden in de beoordeling waren meegenomen. De Afdeling oordeelde dat de grief van de minister niet slaagde en dat het hoger beroep ongegrond was. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de minister bij besluiten omtrent asielaanvragen, vooral in het licht van de humanitaire situatie in het land van herkomst van de aanvrager. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere rechtspraak en onderstreept de noodzaak voor de minister om alle relevante omstandigheden in de beoordeling te betrekken.