ECLI:NL:RVS:2025:3495
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en opheffing vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 april 2025. De rechtbank had in die uitspraak de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en de afwijzing van de minister vernietigd. Tevens had de rechtbank bevolen dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen en de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die dag moest opheffen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 29 juli 2025 geoordeeld dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding is getreden door ambtshalve de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen. De Afdeling heeft overwogen dat ambtshalve toetsing in bewaringszaken niet mag leiden tot toetsing van de rechtmatigheid van een ander besluit dan het besluit waartegen beroep is ingesteld. In dit geval was het beroep van betrokkene gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag en niet tegen de grensdetentie. De rechtbank was daarom niet bevoegd om de grensdetentie op te heffen.
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel betreft. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. van Driesten, griffier.