202303070/1/R3.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
RetailPlan B.V., gevestigd in Drachten, gemeente Smallingerland,
appellante,
en
de raad van de gemeente Waadhoeke,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2020 heeft de raad het verzoek van RetailPlan om wijziging van het bestemmingsplan "Franeker Zuid" afgewezen.
RetailPlan heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 17 december 2020.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 30 juni 2023 heeft de raad het bezwaarschrift van Retailplan primair niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en subsidiair ongegrond verklaard.
RetailPlan heeft gronden aangevoerd tegen dit besluit.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2025, waar RetailPlan, vertegenwoordigd door W. Eilering, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat in Leeuwarden, en drs. J.J. Bouwmeester, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
De aanvraag om het bestemmingsplan vast te stellen is ingediend op 21 juli 2020. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Op 21 juli 2020 heeft RetailPlan een verzoek gedaan tot wijziging van de regels van het bestemmingsplan "Franeker Zuid". RetailPlan verzoekt om een wijziging van het bestemmingsplan omdat zij het mogelijk wil maken om op een locatie in het plangebied een supermarkt te vestigen. Het bestemmingsplan staat wel bepaalde vormen van detailhandel toe, maar supermarkten zijn hiervan uitgesloten.
3. Bij besluit van 19 november 2020 heeft de raad het verzoek van RetailPlan afgewezen. Vervolgens heeft de raad het daartegen gemaakte bezwaar van RetailPlan bij besluit van 20 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft RetailPlan beroep ingesteld. Naar aanleiding van het beroep van RetailPlan heeft de Afdeling in haar uitspraak van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2625, het besluit van 20 mei 2021 vernietigd en bepaald dat de raad een nieuw besluit op het bezwaar van RetailPlan moet nemen, waarbij de raad kan betrekken of RetailPlan nog belang heeft bij de uitkomst van de procedure. Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
4. De Afdeling oordeelt dat RetailPlan geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is een middel om ervoor te zorgen dat in dit geval de raad een besluit neemt op het verzoek van RetailPlan. Doordat de raad bij het besluit van 30 juni 2023 (hierna: het nieuwe besluit) op het verzoek van RetailPlan heeft beslist, is dat doel inmiddels bereikt. De Afdeling zal het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Vergelijk de uitspraak van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:875, onder 3. Beroep tegen het nieuwe besluit
5. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking op het nieuwe besluit.
Procesbelang RetailPlan
6. RetailPlan betoogt dat de raad haar bezwaar tegen het besluit van 19 november 2020 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Hiertoe voert zij aan dat het nieuwe besluit onrechtmatig is, omdat de vraag of er sprake is van procesbelang niet aan de orde is bij een besluit op bezwaar. Verder voert zij aan dat haar procesbelang niet is komen te vervallen, omdat volgens haar op voorhand niet kan worden uitgesloten dat zij in de toekomst de beschikking zou kunnen krijgen over een locatie in het plangebied waar zij een supermarkt zou kunnen realiseren, waardoor de door haar beoogde vestiging van een supermarkt binnen het plangebied ook niet op voorhand kan worden uitgesloten.
6.1. De raad heeft RetailPlan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2625, verzocht om concreet kenbaar te maken over welke locatie in het plangebied van het bestemmingsplan "Franeker Zuid" RetailPlan zou kunnen beschikken. Vervolgens heeft RetailPlan een e-mail van 3 maart 2023 met het aanbod van een makelaar overgelegd. In die e-mail schrijft de makelaar het volgende: "Namens de verkoper mag ik u het pand aan de Edisonstraat 3 te Franeker met grond, en verdere aanhorigheden in de staat waarin het pand zich op dat moment bevindt, aanbieden:
Voor de prijs van: […] - k. k.
Oplevering: het pand kan op zijn vroegst worden opgeleverd, begin 2025. Dit is in goed overleg overeen te komen.
Wilt u het pand nog eens bezichtigen, dan kunnen we een afspraak maken. Ik zie uw reactie met veel belangstelling tegemoet."
Bij besluit van 30 juni 2023 heeft de raad het bezwaar van RetailPlan primair niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
6.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2531, onder 6.1, is procesbelang het belang dat een appellant nog heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de appellant voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de appellant die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. 6.3. Uit het hiervoor weergegeven kader over procesbelang volgt dat de vraag of er sprake is van procesbelang ook in de bezwaarfase aan de orde kan zijn. De Afdeling ziet hierin dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het nieuwe besluit vernietigd moet worden.
Over het betoog van RetailPlan dat haar procesbelang ten tijde van het nieuwe besluit niet was komen te vervallen, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling volgt RetailPlan allereerst niet in haar standpunt dat de omstandigheid dat op voorhand niet valt uit te sluiten dat RetailPlan in de toekomst zou kunnen beschikken over een locatie in het plangebied voldoende is om aan te nemen dat RetailPlan belang heeft bij de procedure. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2625, onder 11, heeft overwogen, zou het procesbelang van RetailPlan blijven bestaan als RetailPlan over een andere locatie in het plangebied zou kunnen beschikken. Dat niet valt uit te sluiten dat Retailplan in de toekomst mogelijk over een locatie in het plangebied zou kunnen beschikken, zoals Retailplan stelt, is daarvoor niet voldoende. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat ook de door RetailPlan overgelegde e-mail van 3 maart 2023 onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat RetailPlan belang heeft bij deze procedure. De enkele omstandigheid dat een makelaar een perceel in het plangebied dat te koop staat aan RetailPlan heeft aangeboden, leidt naar het oordeel van de Afdeling niet tot de conclusie dat RetailPlan over een locatie in het plangebied zou kunnen beschikken. Gelet op het voorgaande is wat Retailplan heeft aangevoerd onvoldoende om te kunnen oordelen dat het doel wat Retailplan wil bereiken voor haar nog van feitelijke betekenis is. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bezwaar van RetailPlan tegen het besluit van 19 november 2020 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Het betoog slaagt niet.
Overige beroepsgronden
7. Omdat de Afdeling hiervoor tot de conclusie is gekomen dat de raad het bezwaar van RetailPlan tegen het besluit van 19 november 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, bestaat er geen aanleiding meer om de overige beroepsgronden van RetailPlan inhoudelijk te bespreken.
Conclusie
8. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het nieuwe besluit is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van RetailPlan B.V. tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van RetailPlan B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Waadhoeke van 30 juni 2023 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Buskermolen, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buskermolen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
896-1117