ECLI:NL:RVS:2025:3594

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
202303796/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestemmingsplan 'Overgeul (ong.) te Mechelen' en stikstofberekening

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten [appellant A] en [appellant B] en de raad van de gemeente Gulpen-Wittem. De zaak betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Overgeul (ong.) te Mechelen'. In een eerdere tussenuitspraak van 18 december 2024 werd de raad opgedragen om binnen 12 weken een gebrek in het besluit van 20 april 2023 te herstellen. De raad heeft op 13 maart 2025 een gewijzigd herstelbesluit genomen, maar appellanten hebben hiertegen beroep aangetekend. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het oorspronkelijke besluit onzorgvuldig was voorbereid en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was vastgesteld. De raad had een verouderde stikstofberekening gebruikt en onterecht een bouwvrijstelling toegepast. In de nieuwe stikstofberekening, die aan het herstelbesluit ten grondslag lag, werd geconcludeerd dat er geen stikstofdepositie op stikstofgevoelig natuurgebied was. Appellanten betwistten de deugdelijkheid van deze berekening en voerden aan dat de raad niet transparant was over de invoergegevens. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende inzicht had gegeven in de gebruikte gegevens en dat het beroep van appellanten tegen het herstelbesluit ongegrond was. De Afdeling verklaarde het beroep tegen het oorspronkelijke besluit gegrond en vernietigde dit, maar wees het beroep tegen het herstelbesluit af. De raad werd opgedragen het griffierecht aan appellanten te vergoeden.

Uitspraak

202303796/2/R1.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]) wonend in Mechelen, gemeente Gulpen-Wittem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5232 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 20 april 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Overgeul (ong.) te Mechelen" (hierna: het plan) te herstellen.
Bij besluit van 13 maart 2025 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het plan opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De tussenuitspraak
1.       De raad heeft het bestemmingsplan op 13 maart 2025 opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Dit leidt ertoe dat de Afdeling eerst een eindoordeel zal geven over het besluit van 20 april 2023 en dan de beroepsgronden van [appellant] tegen het herstelbesluit zal beoordelen.
De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de raad het besluit van 20 april 2023 onzorgvuldig heeft voorbereid en in strijd met artikel 3:2 van de Awb heeft vastgesteld. De Afdeling heeft onder 10.1 overwogen dat de raad aan de vaststelling van het plan een verouderde AERIUS berekening ten grondslag heeft gelegd. Ook heeft de raad ten onrechte gebruik gemaakt van de zogenoemde bouwvrijstelling, gelet op de zogeheten Porthos-uitspraak van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159. De Afdeling heeft daarom onder 10.3 geconcludeerd dat sprake is van een gebrek in het uitgevoerde onderzoek naar de toename van stikstofdepositie als gevolg van het plan. Onder 11 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het besluit van 20 april 2023 te herstellen.
De Afdeling heeft ook geconstateerd dat het besluit van 20 april 2023 voor wat betreft de soortenbescherming gebrekkig was. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling echter onder 8.3 van de tussenuitspraak geconstateerd dat de raad dat gebrek al had hersteld. De Afdeling heeft de raad daarom niet opgedragen om dat gebrek te herstellen.
2.       Gelet op wat de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 20 april 2023 is gegrond, zodat dit besluit moet worden vernietigd.
Het herstelbesluit
3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het plan bij het herstelbesluit opnieuw en gewijzigd vastgesteld. De raad heeft een nieuwe stikstofberekening van Aelmans aan het plan ten grondslag gelegd. In de nieuwe stikstofberekening, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het memo "Stikstofberekening [locatie] Mechelen" van 17 februari 2025 (hierna: het memo) zijn berekeningen uitgevoerd met de zogeheten AERIUS Calculator. De conclusie is dat uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelig natuurgebied. De depositie als gevolg van het plan bedraagt 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied ten gevolge van stikstof kunnen met zekerheid worden uitgesloten, zo staat in de stikstofberekening.
Beroep van rechtswege
4.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
4.1.    Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 20 april 2023 en is, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, onderwerp van dit geding. Het beroep van [appellant] moet daarom worden geacht ook te zijn gericht tegen het herstelbesluit. Wat [appellant] in zijn zienswijze tegen het herstelbesluit naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit. De Afdeling zal hierna, aan de hand van die beroepsgronden beoordelen of de raad heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.
Het beroep tegen het herstelbesluit
5.       [appellant] betoogt dat de nieuwe stikstofberekening die de raad aan het plan ten grondslag heeft gelegd niet deugdelijk is. Volgens [appellant] heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt hoe de stikstofberekening tot stand is gekomen. [appellant] voert hiertoe aan dat de invoergegevens in de AERIUS Calculator niet kenbaar zijn. Hij heeft de raad verzocht om de volledige invoergegevens te verstrekken. Ook is het volgens [appellant] onwaarschijnlijk dat er geen verschil is in de uitkomst van de oude berekening vergeleken met de nieuwe berekening. Volgens [appellant] worden waardes onder 0 namelijk niet gespecificeerd in de AERIUS Calculator.
Verder voert [appellant] aan dat de nieuwe stikstofberekening op een aantal onjuiste uitgangspunten is gebaseerd. Zo stelt [appellant] dat niet alle sloopwerkzaamheden en verkeersbewegingen in de realisatiefase in de berekening zijn meegenomen. Volgens [appellant] zijn vrijwel alle aantallen vrachtwagens waar in de berekening van wordt uitgegaan al in de voorbereidende fase van sloop en bouwrijp maken opgebruikt. [appellant] voert verder aan dat in het stikstofonderzoek ten onrechte ervan uit is gegaan dat het vrachtverkeer op de Eperweg opgaat in het heersende verkeersbeeld. Volgens [appellant] had het vrachtverkeer meegenomen moeten worden tot aan de Rijksweg Maastricht-Vaals (N278). Ook is volgens [appellant] het perceel waar in de stikstofberekening van uit is gegaan niet groot genoeg, omdat buiten het perceel landbouwgrond, bouwmaterialen en bouwafval wordt opgeslagen, zo stelt [appellant].
Ten slotte heeft [appellant] aangevoerd dat het bestemmingsplan voorziet in een groter bouwvolume dan met het huidige bouwplan is vergund. Volgens [appellant] is in de stikstofberekening alleen rekening gehouden met de gevolgen van het huidige bouwplan.
AERIUS Calculator en de kenbaarheid van gegevens
6.       De AERIUS berekening van 17 februari 2025 is gemaakt met AERIUS versie 2024.1.1. Ten tijde van het herstelbesluit was dit de meest recente beschikbare versie. In de nieuwe stikstofberekening zijn voor zowel de realisatie- als voor de gebruiksfase berekeningen uitgevoerd met de AERIUS Calculator. De Afdeling stelt vast dat de raad de geconstateerde gebreken in de stikstofberekening op het punt van de toepassing van de bouwvrijstelling en de juiste AERIUS versie in zoverre heeft hersteld. Een berekening met een recentere versie van AERIUS hoeft niet per se een andere uitkomst te hebben dan een berekening met een oudere versie van AERUS, anders dan [appellant] meent.
6.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2454, en van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1760, moet een belanghebbende die opkomt tegen een besluit ter onderbouwing waarvan met toepassing van het programma AERIUS Calculator een onderzoek naar de effecten van stikstof is gedaan, inzage kunnen hebben in de gemaakte keuzen bij de invoer in het programma AERIUS Calculator. Dit brengt mee dat de aan het gebruik van het programma AERIUS Calculator ten grondslag liggende gegevens van de gebruiker, dat wil zeggen diens maatwerkinvoergegevens, uit eigen beweging op papier of op een andere wijze waarneembaar worden overgelegd als op de zaak betrekking hebbende gegevens. Daarbij is voldoende dat duidelijk is gemaakt welke keuzen bij de invoer zijn gemaakt bij de maatwerkinvoergegevens. Als belanghebbenden voor de onderbouwing van hun beroep ook behoefte hebben aan (informatie over) standaardgegevens, als die niet inzichtelijk zijn gemaakt, dan moet het bestuursorgaan deze op verzoek van belanghebbenden ter beschikking stellen op papier of in andere leesbare of waarneembare vorm of de mogelijkheid bieden deze in te zien. Van belanghebbenden kan worden gevergd dat zij in de procedure tijdig verzoeken om informatie en inzage in de maatwerk- en standaardinvoergegevens en de op basis daarvan met AERIUS Calculator verrichte berekeningen. Daarbij moet - zo mogelijk - worden toegelicht om welke specifieke gegevens het gaat, zodat het bestuursorgaan daar zo gericht en duidelijk mogelijk inzage in kan geven.
AERIUS Calculator wordt gebruikt voor het bepalen van de emissie van stikstof uit een bron, de verspreiding door de lucht en de depositie op Natura 2000-gebieden. Het programma maakt aan de ene kant gebruik van standaardinvoergegevens, zoals de kaart van de stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000-gebieden en de basiskaart met door het RIVM berekende achtergronddepositie van stikstof in Nederland, en van vaste rekenmodules. Aan de andere kant maakt het rekenprogramma gebruik van ‘maatwerk’-invoergegevens, dat wil zeggen gegevens die door de gebruiker moeten worden ingevoerd. De standaardgegevens zijn online gepubliceerd. Op het punt van de ‘maatwerk’-invoergegevens overweegt de Afdeling dat de raad in het memo inzichtelijk heeft gemaakt op welke keuzes, gebruikte gegevens en aannames het herstelbesluit is gebaseerd.
In het memo is gedetailleerd uiteengezet welke gegevens zijn ingevoerd in AERIUS Calculator. Onder andere is vermeld dat een inschatting is gemaakt van het aantal verkeersbewegingen en van de duur van het gebruik van bouwmachines en brandstofgebruik. Hierbij is gebruik gemaakt van TNO-rapporten. De raad mocht in dit geval volstaan met een verwijzing naar de betreffende gegevens zoals opgenomen in het memo. [appellant] heeft niet geconcretiseerd welke invoergegevens hij nog wenste te ontvangen omdat die niet inzichtelijk zouden zijn. De Afdeling heeft daarom ook geen aanleiding gezien om aanvullende invoergegevens bij de raad op te vragen.
Sloopwerkzaamheden en verkeersbewegingen
7.       In de AERIUS berekening is onderzocht wat de emissies zijn van de verschillende verkeersbewegingen in de realisatiefase van het plan. Volgens het memo is voor de realisatiefase rekening gehouden met verkeersbewegingen die horen bij de aan- en afvoer van bouwmaterialen en de verkeersbewegingen van het bouwpersoneel. In het memo staat op p.1 dat tijdens de sloop onder andere gebruik wordt gemaakt van een graafmachine voor het slopen en uitgraven van de fundering.
Uit het memo volgt dat in de stikstofberekening rekening is gehouden met uitstoot van stikstof als gevolg van de sloop van de bestaande bebouwing. [appellant] heeft niet geconcretiseerd welke sloopwerkzaamheden niet in de berekening zijn meegenomen.
De Afdeling ziet in wat [appellant] verder heeft aangevoerd ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitgangspunten over de verkeersbewegingen die ten grondslag zijn gelegd aan de stikstofberekening niet reëel en aannemelijk zijn. In de realisatiefase worden volgens het memo ongeveer 25 vrachtwagens ingezet voor de aanvoer van bouwmaterialen. Uit de stikstofberekening, zie p.6, volgt echter dat in de berekening rekening is gehouden met een groter aantal voertuigbewegingen. Dat [appellant] zou hebben waargenomen dat al een bepaald aantal vrachtwagens is ‘opgebruikt’, maakt daarom niet dat de raad is uitgegaan van een te laag aantal voertuigbewegingen.
Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat het vrachtverkeer tot aan de N278 had moeten worden meegenomen, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1054, onder 15.14 aanvaard dat in de stikstofberekeningen wat betreft het verkeer wordt aangesloten bij wat in de Instructie gegevensinvoer door AERIUS Calculator (hierna: de instructie) over de doorberekening van verkeer is vermeld. In de instructie staat wanneer het aan- en afvoerende verkeer van en naar een ontwikkeling geacht wordt opgenomen te zijn in het heersende verkeersbeeld. Als algemeen criterium geldt dat verkeer niet meer aan de ontwikkeling wordt toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Volgens de instructie is dit het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer dat door de voorgenomen ontwikkeling wordt gegenereerd en het reeds op de weg aanwezige verkeer.
In de stikstofberekening is het verkeer meegenomen tot waar het volgens het memo opgaat in het heersende verkeersbeeld, in dit geval de Eperweg. De Afdeling stelt vast dat niet in geschil is dat de Eperweg een doorgaande weg is voor alle verkeer. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat in het stikstofonderzoek het criterium van het heersende verkeersbeeld onjuist is toegepast. De enkele stelling dat de Eperweg geen weg is waar grote aantallen vrachtverkeer gebruik van maken is onvoldoende om aan te nemen dat het aan- en afvoerende verkeer pas op de N278 in het heersende verkeersbeeld is opgenomen.
Dat tijdens de bouwwerkzaamheden bouwmateriaal en dergelijke buiten het perceel wordt opgeslagen heeft, wat daar ook van zij, geen gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. De stikstofberekening gaat alleen over activiteiten waardoor stikstofuitstoot plaatsvindt. Het opslaan van bouwmateriaal leidt niet tot stikstofuitstoot. Dit hoefde dus niet in het onderzoek te worden betrokken.
Is de raad in de stikstofberekening uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden?
8.       De stikstofberekening van 17 februari 2025 is uitgevoerd in het kader van de vaststelling van dat plan, zo volgt uit het memo. Het plan voorziet in de bouw van een woning op het perceel aan de Overgeul ong., kadastraal bekend gemeente Witten - sectie M - nummer 344. Het plan maakt niet meer mogelijk dan wat met de omgevingsvergunning is vergund. De Afdeling ziet daarom, anders dan [appellant] betoogt, geen aanleiding voor het oordeel dat bij de stikstofberekening niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden.
Slotsom
9.       Uit het voorgaande volgt dat het betoog van [appellant] dat de raad geen deugdelijke stikstofberekening aan het herstelbesluit ten grondslag heeft gelegd, niet slaagt. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.
Conclusie
10.     Het beroep van [appellant] tegen het herstelbesluit van 13 maart 2025 is ongegrond.
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van 20 april 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Overgeul (ong.) te Mechelen" gegrond;
II.       vernietigt het onder I genoemde besluit;
III.      verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van 13 maart 2025 ongegrond;
IV.      gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
703