ECLI:NL:RVS:2025:3609
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 18 november 2024 een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 mei 2025 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen in combinatie met andere relevante omstandigheden was gewogen in de beoordeling van de aanvraag. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister de proceskosten moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de minister bij het afwijzen van asielaanvragen, vooral in situaties waarin sprake is van ernstige humanitaire omstandigheden. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die in dit geval € 907,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.