ECLI:NL:RVS:2025:3630

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
202504105/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 26 juni 2025 besloten om appellant in bewaring te stellen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De rechtbank heeft op 11 juli 2025 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.W. Koevoets, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.

Uitspraak

202504105/1/V3.
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 juli 2025 in zaak nr. NL25.28499 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.W. Koevoets, advocaat in Hoek, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025
644