ECLI:NL:RVS:2025:3655

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
202407977/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake inreisverbod en vertrek uit de Europese Unie

Op 1 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij appellant is opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten en een inreisverbod tegen hem is uitgevaardigd. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 november 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.

Uitspraak

202407977/1/V3.
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 november 2024 in zaak nr. NL24.4814 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid appellant opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 28 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, advocaat in Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025
644-1149