Uitspraak
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod beoordeeld. Eiser, een Oezbeekse vreemdeling, had op 1 februari 2024 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, omdat hij niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. Eiser was het niet eens met deze besluiten en voerde aan dat verweerder niet had gemotiveerd waarom er geen lichtere maatregel was opgelegd en dat zijn aanstaande asielaanvraag niet was meegenomen in de beslissing.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat eiser op het moment van oplegging van het terugkeerbesluit niet rechtmatig in Nederland verbleef, aangezien zijn visum was verlopen en hij geen melding had gemaakt van zijn onrechtmatig verblijf. De rechtbank concludeert dat de gegeven vertrektermijn van vier weken voldoende was en dat een lichtere maatregel niet aan de orde was. Bovendien wordt opgemerkt dat de asielaanvraag van eiser, die na de oplegging van het terugkeerbesluit werd ingediend, niet afdoet aan de rechtmatigheid van het besluit.
Wat betreft het inreisverbod, oordeelt de rechtbank dat verweerder op goede gronden een inreisverbod van twee jaar heeft opgelegd, omdat eiser de vrije termijn met meer dan negentig dagen had overschreden. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat een inreisverbod tijdelijk wordt opgeschort bij het indienen van een asielaanvraag, maar weer van kracht wordt als de aanvraag wordt afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.