ECLI:NL:RVS:2025:3673
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister van Asiel en Migratie
Op 6 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 februari 2025 geoordeeld dat de minister de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van de minister, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.
De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De Raad oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in de Kwalificatierichtlijn. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister de proceskosten moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de minister bij besluiten omtrent asielaanvragen en de noodzaak om alle relevante omstandigheden in de beoordeling mee te nemen. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die in verband met het hoger beroep zijn gemaakt.