202305095/1/A3.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats], handelend onder de naam
[handelsnaam],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2023 in zaak nr. 21/1188 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2021 heeft de korpschef het verzoek in de zin van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) van [appellant] gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 9 juni 2021 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 augustus 2022 heeft de korpschef aanvullende stukken openbaar gemaakt.
Bij uitspraak van 12 juli 2023 (ECLI:NL:RBOVE:2023:2675) heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 9 juni 2021 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd voor zover daarin is geweigerd om de met cijfer 2 aangeduide zinsnede openbaar te maken en het tegen het besluit van 10 augustus 2022 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De korpschef heeft verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten aanzien van geheime stukken.
[appellant] heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om op grond van deze stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 november 2024, waar [appellant] en de korpschef, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb het onderzoek heropend om [appellant] in de gelegenheid te stellen een nader stuk dat niet op de zitting ter sprake was gekomen, toe te lichten.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De korpschef heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 6 juni 2025 opnieuw op een zitting aan de orde gesteld. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft de korpschef verzocht om openbaarmaking van alle interne en externe correspondentie binnen en tussen de politie en minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA), de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met betrekking tot de acties door de politie op bepaalde in het verzoek genoemde data.
Naar aanleiding van het verzoek van [appellant] heeft de korpschef twee e-mailwisselingen tussen de politie, de NVWA en de gemeente Haaksbergen gedeeltelijk openbaar gemaakt. De korpschef heeft het daartegen gemaakte bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
In beroep heeft de rechtbank op zitting vastgesteld dat de korpschef nog geen besluit had genomen op de openbaarmaking van de mutatierapporten van de politie over de in het verzoek genoemde data en de korpschef in de gelegenheid gesteld om deze aan [appellant] over te leggen. Naar aanleiding daarvan heeft de korpschef bij besluit van 10 augustus 2022 alsnog elf andere documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt.
2. De rechtbank heeft vervolgens, voor zover in hoger beroep nog van belang, in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de korpschef in het besluit van 9 juni 2021 ten onrechte geen beslissing heeft genomen over alle documenten die vallen onder de reikwijdte van het Wob-verzoek. De korpschef heeft namelijk geen beslissing genomen over de mutatierapporten. Daarom slaagt het beroep in zoverre.
Bij besluit van 10 augustus 2022 heeft de korpschef de mutatierapporten alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt. De mededeling dat na het aanvullende besluit niet nog meer documenten berusten bij de korpschef, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Op de zitting is namelijk toegelicht dat de politie bij de in het verzoek genoemde handhavingsacties hoofdzakelijk aanwezig was ter ondersteuning van die acties en dat bovendien het contact tussen de politie en de NVWA grotendeels telefonisch verliep. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog meer documenten bij de korpschef berusten. In zoverre is het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2022 ongegrond.
Hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat er meer documenten onder de korpschef berusten. Daartoe voert hij aan dat de politie nauw heeft samengewerkt met de NVWA. Ook stelt hij dat hij zelf handelingen van de politie heeft waargenomen waar mutaties van hadden moeten zijn opgemaakt. Als bij de politie verder geen mutaties aanwezig zijn, dan betekent dat volgens [appellant] dat mutaties ten onrechte niet zijn opgemaakt. Volgens [appellant] zijn de openbaargemaakte mutatierapporten bovendien niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Hij stelt dat sprake is van ambtsmisdrijven, en kondigt aan dat hij aangifte zal doen bij de rijksrecherche. [appellant] verzoekt de Afdeling om een onderzoek in te stellen naar zijn zaak in het algemeen, waaronder de wijze waarop hij door de politie en andere overheidsinstanties is behandeld.
Beoordeling van het hoger beroep
4. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd over de aanwezigheid van meer mutaties zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6.1 tot en met 6.5.4 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daar voegt de Afdeling nog het volgende aan toe.
4.1. [appellant] heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten bij de korpschef berusten. Dat hij handelingen van de politie heeft waargenomen, betekent namelijk niet dat daarvan ook mutaties zijn opgemaakt. Daarbij is van belang dat de korpschef op de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht dat de politie niet van alle gebeurtenissen mutaties opmaakt, maar alleen voor zover die mutaties noodzakelijk zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dat was hier niet aan de orde. De rechtbank heeft in dit verband terecht niet onaannemelijk geacht dat de politie hier een beperkte, niet-coördinerende rol heeft gehad, waarbij voornamelijk telefonisch is gecommuniceerd.
Het betoog slaagt niet.
5. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank eraan is voorbijgegaan dat de korpschef mutaties ten onrechte niet heeft opgemaakt, slaagt niet. De Wob bevat namelijk geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2533, onder 5.1. Het betoog slaagt niet.
6. Over het verzoek dat [appellant] onder andere op de zitting bij de Afdeling heeft gedaan om een onderzoek in te stellen naar het bredere optreden van de politie en andere overheidsinstanties, oordeelt de Afdeling dat dit niet in de voorliggende procedure aan bod kan komen. In deze procedure ligt alleen de uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2023 voor. Het verzoek kan alleen al daarom niet in deze procedure worden betrokken.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
8. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
314-1114