ECLI:NL:RVS:2025:3727
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 7 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 19 oktober 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 26 november 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 16 april 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.