ECLI:NL:RVS:2025:3772

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
202407133/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 1 november 2024 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 2 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Het bezwaar dat appellant hiertegen indiende, werd op 22 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die aan de orde is eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 augustus 2025, door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Koelman, griffier.

Uitspraak

202407133/1/V2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 1 november 2024 in zaak nr. NL24.20523 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3171, over het opnieuw toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige grond voor afwijzing van een door een Turkse onderdaan ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid als zelfstandige). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Koelman, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Koelman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025
1021