ECLI:NL:RVS:2025:3786
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 12 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 4 juni 2024 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 4 maart 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 16 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De Afdeling bevestigde ook dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen reden was om in dit geval anders te oordelen.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.