ECLI:NL:RVS:2025:4016

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
BRS.25.001051
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 22 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 18 juli 2025 een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, had vernietigd. De staatssecretaris had op 25 april 2023 de aanvraag van de betrokkene om een mvv afgewezen, waarna het bezwaar van de betrokkene ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de betrokkene binnen vier weken na de uitspraak een mvv moest verlenen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep nader onderzoek vergt en heeft daarom de voorlopige voorziening getroffen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.001051
Datum uitspraak: 22 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 18 juli 2025 in zaak nr. NL24.19911 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkene een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: een mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 25 april 2023 herroepen en de minister opgedragen om binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak aan betrokkene een mvv te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        In het licht van de prejudiciële vraag die de Afdeling op 11 juni 2025 heeft gesteld, ECLI:NL:RVS:2025:2628, over het inburgeringsvereiste in het buitenland bij gezinshereniging, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025
977