ECLI:NL:RVS:2025:4026
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 12 oktober 2023. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 8 februari 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 16 mei 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Aydin, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, waarbij de Afdeling bevestigt dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd wordt. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen reden is om in dit geval anders te oordelen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en is vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.