202402450/1/R1.
Datum uitspraak: 5 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Bewonersvereniging Ter Coulsterlaan en Omgeving, gevestigd in Heiloo,
appellante,
1. de raad van de gemeente Heiloo,
2. het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
Bij besluit van 26 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Ter Coulsterlaan" vastgesteld.
Bij besluit van 26 februari 2024 heeft het college aan Woningstichting Kennemer Wonen (hierna: Kennemer Wonen) een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een woongebouw met 46 appartementen op het adres Ter Coulsterlaan 1-46 in Heiloo.
Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen deze besluiten heeft de Bewonersvereniging beroep ingesteld.
De raad en het college hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.
Kennemer Wonen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Bewonersvereniging en de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 16 januari 2025, waar de Bewonersvereniging, vertegenwoordigd door mr. M. Buiter, advocaat in Alkmaar, [gemachtigden], en de raad en het college, beiden vertegenwoordigd door mr. Y. Kliphuis, advocaat in Hoofddorp, S. Jager en G.D. Keja, zijn verschenen. Verder is op zitting Kennemer Wonen, vertegenwoordigd door mr. K Hollenberg, advocaat in Alkmaar, en ing. E. van Schooten, als partij gehoord.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (hierna: Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw Ow) in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Iw Ow blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Iw Ow het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
Het ontwerpplan is op 20 april 2023 ter inzage gelegd en de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 maart 2023. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wro en Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2. Kennemer Wonen wil het bestaande 50 jaar oude woongebouw met 21 sociale huurappartementen aan de Ter Coulsterlaan vervangen door een nieuw woongebouw met 46 sociale huurappartementen. De bestaande woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Met de nieuwbouw kan een toekomstbestendig gebouw met betaalbare en duurzame woningen worden gerealiseerd, waaraan binnen Heiloo een grote behoefte bestaat.
Het plangebied ligt nabij de dorpskern van Heiloo aan de Ter Coulsterlaan 1-21. Aan de noordzijde van het plangebied is een voormalig schoolgebouw aanwezig dat op dit moment in gebruik is bij een sportvereniging en een kinderdagverblijf. Ten noordoosten van dat gebouw bevinden zich de woonpercelen aan de Bergeonstraat. Aan de westzijde ligt de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar en aan de oostzijde de Ter Coulsterkerk. Aan de zuidzijde zijn enkele langgerekte percelen aanwezig van woningen die aan de Holleweg staan. Ten zuiden van deze percelen bevindt zich de Algemene Begraafplaats Heiloo.
3. Bij de vaststelling van een plan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
4. De Bewonersvereniging betoogt allereerst dat ten onrechte de coördinatieregeling is toegepast. Volgens haar worden daardoor de processuele mogelijkheden van burgers ingeperkt waardoor rechtsbescherming wordt ontnomen.
4.1. Artikel 3.30, eerste lid, van de Wro luidt: "Bij besluit van de gemeenteraad kunnen gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat:
a. de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd, of
b. de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld onder a."
Artikel 3.31, derde lid, aanhef en onder c, luidt: "Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat zienswijzen door een ieder naar voren kunnen worden gebracht."
4.2. Bij de voorbereiding van de bestreden besluiten is toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 3.30, eerste lid, van de Wro. De raad heeft daartoe besloten op 26 september 2022. Gelet op artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang gelezen met artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit genomen op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Wro. Dit betekent echter niet dat het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling in het geheel niet kan worden getoetst. Artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb, staat niet in de weg aan de mogelijkheid van exceptieve toetsing.
De Afdeling overweegt dat het gelijk laten lopen van procedures en de daarmee samenhangende afwijkende rechtsbescherming een keuze is die voortvloeit uit de wet (vgl. ook de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1140, onder 7.2). Deze keuze maakt niet dat partijen bij de besluitvorming buiten spel worden gezet. De besluiten die met toepassing van de coördinatieregeling worden genomen, kunnen gezamenlijk aan de bestuursrechter worden voorgelegd. Bovendien voorziet de coördinatieprocedure, gelet op het bepaalde in artikel 3.31, derde lid, aanhef en onder c, van de Wro, voor een ieder in de mogelijkheid om een zienswijze op de ontwerpbesluiten naar voren te brengen. Wat de Bewonersvereniging heeft aangevoerd, geeft daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling in strijd is met een wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel. 5. De Bewonersvereniging voert verder aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar inbreng en de inbreng van omwonenden. In het kader van de participatie is zij alleen eenzijdig geïnformeerd over het plan en was er volgens haar geen ruimte voor inbreng.
5.1. Afgezien van het feit dat niet in geschil is dat er verschillende vormen van inspraak en overleg hebben plaatsgevonden, is het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen verplichting op grond van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. De wijze waarop al dan niet invulling is gegeven aan inspraak in die fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het plan.
6. Verder voert de Bewonersvereniging aan dat met het ontwerpplan ten onrechte niet het advies van de brandweer ter inzage is gelegd.
6.1. Artikel 3:11, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven."
Artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro luidt: "Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing."
Artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, luidt: "Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg."
6.2. De raad heeft toegelicht dat het advies waar de Bewonersvereniging op doelt de reactie is van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 17 oktober 2022 in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro. Daargelaten of deze reactie van belang was voor de beoordeling van het ontwerpplan, overweegt de Afdeling dat de uitkomst van het vooroverleg overeenkomstig artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bro is neergelegd in paragraaf 6.2.3 van de plantoelichting behorende bij het ontwerpplan. In die paragraaf wordt ook verwezen naar de nota "Reactienota Inspraak voorontwerpbestemmingsplan Ter Coulsterlaan" (hierna: de Reactienota inspraak) die als bijlage 24 bij die plantoelichting zit. Daarin wordt onder meer aangeven welke overlegpartners in het kader van het vooroverleg zijn aangeschreven en wordt ingegaan op de enige inhoudelijke ingediende reactie van overlegpartner Prorail. Dit alles betekent dat alle relevante informatie voor belanghebbenden kenbaar was. Terinzagelegging van de correspondentie waar de Bewonersvereniging op doelt, was redelijkerwijs niet nodig voor de beoordeling van het ontwerp. De Afdeling concludeert daarom dat geen sprake is van schending van artikel 3:11 van de Awb (vgl. ook de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2187, onder 10.5). 7. De Bewonersvereniging betoogt verder dat op enkele ingediende zienswijzen niet is ingegaan.
7.1. In de nota "Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ter Coulsterlaan" (hierna: de Reactienota zienswijzen) die als bijlage 25 bij de plantoelichting zit, staat dat in totaal zeven zienswijzen zijn ingediend tegen het ontwerpplan en het ontwerpbesluit tot verlening van omgevingsvergunning, waaronder door de Bewonersvereniging. In deze nota is inhoudelijk ingegaan op wat de Bewonersvereniging in de door haar ingediende zienswijze heeft aangevoerd. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er verder niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. De enkele stelling van de Bewonersvereniging dat op andere dan door de Bewonersvereniging ingediende zienswijzen niet zou zijn ingegaan, is verder ontoereikend voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
Strijd met vorig bestemmingsplan
8. Allereerst betoogt de Bewonersvereniging dat het plan in strijd is met de uitgangspunten van het vorige bestemmingsplan "Middengebied".
8.1. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Het enkele feit dat het plan afwijkt van het vorige plan kan dus niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
Strijd met gemeentelijk beleid
9. Verder voert de Bewonersvereniging aan dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid uit de nota "De kracht van Heiloo. Toekomstvisie Heiloo 2030" (hierna: de Toekomstvisie) en de nota "Structuurvisie 2030. Koers in beeld" (hierna: de Structuurvisie).
Volgens haar volgt uit de Toekomstvisie dat hoger gebouwd mag worden dan drie bouwlagen, maar alleen als daardoor groene ruimte wordt bespaard. Bovendien moet parkeren ondergronds plaatsvinden als sprake is van dergelijke hoogbouw. Van dit alles is volgens haar geen sprake.
De Bewonersvereniging wijst er verder op dat uit de Structuurvisie volgt dat nieuwbouw alleen mag plaatsvinden binnen de vastgestelde contour ‘bebouwd gebied’, maar daar is in dit geval volgens haar ook geen sprake van. Ook volgt volgens haar uit de Structuurvisie dat het groene imago van Heiloo boven het vraaggericht bouwen gaat. Ten slotte voert de Bewonersvereniging aan dat uit de Structuurvisie volgt dat nieuwbouw zorgvuldig en in harmonie met de omgeving moet plaatsvinden, maar dat daar in dit geval geen sprake van is omdat het plan de aanwezige natuurwaarden aantast.
9.1. De Afdeling stelt vast dat uit de verbeelding volgt dat aan een aanzienlijk deel van de gronden in het plangebied de bestemming "Groen" is toegekend. In het zuidoosten van het plangebied is aan een deel van de gronden de bestemming "Verkeer" toegekend. In het noordwesten is aan een V-vormig deel van de gronden de bestemming "Wonen" toegekend met de aanduidingen "bouwvlak", "gestapeld" en "maximum aantal wooneenheden 46". Aan een groot deel van deze gronden is ook de aanduiding "maximum bouwhoogte 13 m" toegekend. Aan het uiteinde van beide poten van de ‘V’ is echter de aanduiding "maximum bouwhoogte 10 m" dan wel "maximum bouwhoogte 7 m" toegekend.
Artikel 3.1 van de planregels luidt: "De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Artikel 3.2.1 luidt: "Er mogen geen gebouwen worden gebouwd."
Artikel 4.1 luidt: "De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Artikel 5.1 luidt: "De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Artikel 5.2.2 luidt: "Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven."
9.2. In paragraaf 2.1 van de plantoelichting staat dat het plangebied in het verleden de beëindiging van een zichtas vanaf/naar het ongeveer 1 km oostwaarts gelegen landgoed Ter Coulster (nu boerderij Ter Coulster Hof) vormde waar van 1404 tot 1788 kasteel Ter Coulster heeft gestaan. Op topografische kaarten is deze zichtas nog duidelijk herkenbaar. In de praktijk wordt het zicht op een aantal punten onderbroken door beplanting en bebouwing bijvoorbeeld bij de Holleweg en de Heerenweg. De groenverbinding is echter nog duidelijk aanwezig. Ook het boomrijke gebied van het landgoed Ter Coulster zelf is nog een duidelijk herkenbaar element in Heiloo, aldus de plantoelichting.
In paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat dat het nieuwe gebouw grotendeels is voorzien op de locatie van het bestaande gebouw. De nieuwbouw bestaat uit een V-vormig gebouw met vier woonlagen, richting het oosten aflopend naar drie bouwlagen en twee bouwlagen. Hierdoor ontstaat een open en welkom karakter. Middenin de ‘V’ komt een gezamenlijke tuin. De woningen op de etages hebben een galerij aan de binnenzijde en een balkon aan de buitenzijde. Uitgangspunt in het plan is het zoveel mogelijk handhaven van bestaande bomen. Binnen het gebied zijn
99 bomen geïnventariseerd. Er zijn geen bomen aanwezig die op de lijst van monumentale en beeldbepalende bomen van Heiloo staan. Bij de gekozen ontwerpvariant zijn 18 bomen niet te handhaven (hiervan is één te verplanten) en dienen 14 bomen in meer of mindere mate te worden gesnoeid om behoud mogelijk te maken. De overige bomen kunnen bij voorzichtig werken worden behouden. Een beeldbepalende eik, die midden op het terrein staat, kan ook worden behouden.
In paragraaf 4.1.2 van de plantoelichting staat dat het uitgangspunt is dat nieuwe parkeerplaatsen bestaan uit gras in combinatie met twee verharde uitstapstroken aan beide lange zijdes per parkeerplaats.
9.3. In paragraaf 1.1 van de Toekomstvisie staat dat er in deze visie zeven thema’s zijn uitgewerkt. Per thema worden de ambities voor Heiloo in 2030 beschreven. Een uitgebreid traject van onderzoek, participatie en discussie heeft geleid tot het maken van de keuze voor deze thema’s. De veelheid van informatie is gebundeld en verwerkt in deze toekomstvisie. In hoofdstuk 6 van de Toekomstvisie wordt ingegaan op het ruimtelijk perspectief. In paragraaf 6.3 staat dat hoger dan drie lagen bouwen op sommige plekken in Heiloo goed mogelijk is. Om de groene ruimte te besparen, mag men beperkt de hoogte in. Het uitgangspunt is dat gebouwen in een ruime en groene omgeving staan. De ruimte is kwalitatief hoogwaardig ingericht. Parkeren gebeurt ondergronds. In paragraaf 6.4 staat dat de natuur van het buitengebied in het dorp is voortgezet in ruime plantsoenen, waterpartijen en brede wegen met groene bermen. Door al dat groen straalt Heiloo rust en ruimte uit. De grote verscheidenheid in woningen en gebouwen uit verschillende tijden, in combinatie met oude en nieuwe buurten maken het dorp aantrekkelijk.
9.4. In de samenvatting in hoofdstuk 1 van de Structuurvisie staat onder meer dat Heiloo een aantrekkelijke woonplaats is door het gevarieerde woningaanbod, de ruime opzet van de woonwijken met veel (openbaar) groen en omzoomd door bos en agrarisch gebied. De bebouwing van Heiloo aan de zuidzijde wordt uitgebreid met de woongebieden Zuiderloo en Zandzoom. Ook binnen het bestaande dorp worden nieuwe woningen en voorzieningen gerealiseerd. Wanneer dat het geval is, gebeurt nieuwbouw zorgvuldig en in harmonie met de omgeving.
In paragraaf 6.1.1 wordt de visie op wonen in 2030 weergegeven. Met een bevolkingsomvang die groeit tot 23.000 à 25.000 inwoners is Heiloo een aantrekkelijke woonplaats. De bevolkingsopbouw is evenwichtig. Het zo gewilde centrum-dorpse woonmilieu is behouden en er is een hoog voorzieningenniveau. De bebouwing harmonieert met de openbare ruimte waardoor Heiloo een kwalitatief hoogwaardige uitstraling heeft. In paragraaf 6.1.2 staat dat uitgangspunt is dat er nu en in de toekomst voldoende sociale woningen beschikbaar zijn om huishoudens met een lager inkomen goede woningen te kunnen bieden. Het streven is naar vraaggerichte woningbouw waarbij de gemeente particulier opdrachtgeverschap stimuleert.
In paragraaf 9.1 is een kaart opgenomen met daarop de bebouwingscontour. Eén van de speerpunten is dat nieuwbouwwoningen binnen deze vastgestelde contour blijven. Bij dit speerpunt zijn onder meer als maatregelen opgenomen dat Heiloo op de kaart moet worden gezet met behoud van het imago, dat bij nieuwbouw vraaggericht bouwen uitgangspunt is en dat bouwen op inbreidingslocaties maatwerk is.
9.5. De Afdeling stelt vast dat, anders dan de Bewonersvereniging veronderstelt, het plangebied binnen de in de Structuurvisie opgenomen bebouwingscontour ligt. In zoverre mist het betoog dan ook feitelijke grondslag. De Afdeling overweegt verder dat de enkele omstandigheid dat op pagina 36 van de Structuurvisie onder speerpunt 1 de maatregel ‘Heiloo op de kaart zetten, met behoud van imago’ boven de maatregel ‘bij nieuwbouw is vraaggericht bouwen uitgangspunt’ staat opgenomen, niet betekent dat op grond van de Structuurvisie het behoud van een groene omgeving altijd voor moet gaan boven het bouwen van woningen.
9.6. De raad heeft toegelicht dat vanaf de locatie van het voormalige kasteel Ter Coulster een historische en groene as richting het plangebied loopt. Ter plaatse van het plangebied is de groene as in de jaren ‘70 van de vorige eeuw beëindigd door de bouw van de Ter Coulsterkerk en de bestaande sociale huurwoningen aan de Ter Coulsterlaan. Er is voor gekozen om met het voorliggende plan dit einde van de Ter Coulster-as te accentueren door een groter gebouw te realiseren dat getrapt oploopt: aan de oostzijde bestaat het gebouw uit twee bouwlagen en dat loopt toe tot vier bouwlagen aan de westzijde (spoorzijde). Daarnaast wordt de buitengevel op de vierde bouwlaag aan de noord- en zuidzijde ongeveer 2 m teruggelegd. Hierdoor ontstaat een gebouw dat naar het openbaar gebied en de aangrenzende achtertuinen minder massaal oogt, maar aan de kant van het spoor een buffer vormt.
Het nieuwe woongebouw wordt volgens de raad verder omsloten door groen. Zo worden de nieuwe parkeerplaatsen op een groene manier ingepast. Deze zullen bestaan uit gras in combinatie met twee verharde uitstapstroken aan beide lange zijdes per parkeerplaats. Uit het als bijlage 1 bij de plantoelichting door Groenadvies Amsterdam B.V. opgestelde rapport "Bomen Effect Analyse Ter Coulsterlaan. In verband met sloop en nieuwbouw" van 6 februari 2023 (hierna: de Bomen effect analyse) volgt verder dat veel van de bestaande bomen kunnen worden gehandhaafd. Voor zover de Bewonersvereniging erop heeft gewezen dat onduidelijk is hoeveel bomen daadwerkelijk gekapt zullen worden, overweegt de Afdeling dat uit de Bomen effect analyse volgt dat 18 bomen gekapt zullen moeten worden en dat daarvan één boom herplant kan worden binnen het plangebied. De raad heeft er verder op gewezen dat in de tussen de gemeente en
Kennemer Wonen gesloten privaatrechtelijke overeenkomst bovendien is vastgelegd dat elke boom die moet worden gekapt, zal worden gecompenseerd door het planten van een (gelijkwaardige), dat wil zeggen de grootst mogelijke maat die gelijk kan aanslaan, nieuwe boom in het plangebied. Door de ligging in het groen, begrenst door het spoorbaantraject Alkmaar-Uitgeest, leidt de voorgestelde gestapelde nieuwbouw niet tot zware contrasten met de omgeving, aldus de raad.
De raad heeft er verder op gewezen dat uit de Structuurvisie volgt dat het vraaggericht bouwen als uitgangspunt dient voor nieuwbouwplannen en dat met de nieuwbouw van de extra sociale huurwoningen, ten opzichte van het bestaande aantal, een belangrijke toevoeging wordt gedaan aan het benodigde aantal sociale huurwoningen in Heiloo. Hoewel een groene omgeving belangrijk wordt gevonden, staat de gemeente namelijk ook voor een (maatschappelijke) opgave om meer (sociale) woningen te bouwen. Het is zoeken naar een balans voor beide opgaven. Deze balans is volgens de raad gevonden met het voorliggende plan.
Gelet op al het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat met het plan het groene karakter van de omgeving niet onaanvaardbaar zal worden aangetast en dat in zoverre dus geen sprake is van strijd met het gemeentelijke beleid. Voor zover de Bewonersvereniging er op zitting op heeft gewezen dat zij door de kap van sommige bomen ook vreest voor gevolgschade voor de bomen die behouden kunnen blijven, overweegt de Afdeling dat Kennemer Wonen onder verwijzing naar de Bomen effect analyse heeft toegelicht dat er maatregelen zullen worden getroffen om eventuele gevolgschade voor de te behouden bomen zoveel mogelijk te voorkomen. Zo zullen de te kappen bomen niet vrij mogen omvallen waardoor schade aan de te behouden bomen wordt beperkt. Van een deel van de te kappen bomen moet ook de boomstronk worden verwijderd. Omdat het met de kraan wegtrekken van de stronk, zeker waar deze grenzen aan te handhaven bomen, tot schade aan beworteling van buurbomen kan leiden, zal de boomstronk tot net onder maaiveld worden weggefreesd en de beworteling niet verwijderd worden. Verder heeft Kennemer Wonen toegelicht dat, anders dan waar de Bewonersvereniging van uitgaat, er vanwege de aanwezigheid van zandgrond geen bemaling hoeft plaats te vinden en er dus ook in zoverre geen nadelige gevolgen voor de te behouden bomen kunnen optreden.
9.7. De raad heeft verder toegelicht dat de keuze voor bovengronds parkeren, terwijl sprake is van bebouwing van meer dan drie bouwlagen, afwijkt van het gemeentelijk beleid uit de Toekomstvisie. De Afdeling overweegt dat de raad, mits goed gemotiveerd, kan afwijken van het door hem vastgestelde beleid. De raad heeft toegelicht dat het voor Kennemer Wonen financieel niet mogelijk is om een ondergrondse parkeergarage te realiseren. Een ondergrondse parkeergarage, bestaande uit meerdere lagen, is relatief kostbaar hetgeen de financiële haalbaarheid van het plan bemoeilijkt. Bij sociale woningbouw kunnen deze parkeerplaatsen niet kostendekkend worden meeverkocht of verhuurd, omdat de bouw- en exploitatiekosten voor een woningcorporatie dan te hoog worden. Dit komt mede omdat een deel van de huurders niet in bezit is van een auto. In dit geval is voor zowel Kennemer Wonen als de gemeente geen sprake van andersoortige (financiële) middelen of inkomsten waarmee een parkeergarage voor een bouwplan dat volledig bestaat uit een sociaal woonprogramma (huurwoningen) zou kunnen worden gefinancierd. De raad wijst er verder op dat met de groen ingerichte parkeerplaatsen op maaiveld een kwalitatief hoogwaardig alternatief wordt geboden en dat in de bestaande situatie ook al een parkeerterrein op maaiveld aanwezig is. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad toereikend heeft gemotiveerd waarom afwijking van het uitgangspunt dat als sprake is van bebouwing met meer dan drie bouwlagen het parkeren ondergronds moet plaatsvinden, in dit geval gerechtvaardigd is.
10. De Bewonersvereniging voert verder aan dat het plan zal leiden tot parkeeroverlast in de omgeving, wat de leefbaarheid aantast. Volgens haar is ten onrechte geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte van bezoekers van de voorziene woningen. Bovendien is geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte van de bezoekers van de naastgelegen kerk.
10.1. In paragraaf 4.2 van de gemeentelijke "Nota Parkeernormen 2022" (hierna: de parkeernota) staat dat de normatieve parkeerbehoefte het uitgangspunt vormt voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen dat benodigd is. Hiertoe levert de initiatiefnemer een parkeerbalans aan. Om de normatieve parkeerbehoefte te berekenen moet voor iedere te realiseren functie de berekening functie maal parkeernorm worden uitgevoerd. Nadat eventuele mobiliteitscorrectie is toegepast, wordt de parkeerbehoefte vastgesteld. Dit is het aantal parkeerplaatsen dat fysiek gefaciliteerd moet worden.
In paragraaf 4.3 staat dat uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein, binnen het bouwplan, plaats moet vinden. Als dat niet mogelijk is, dan kan de initiatiefnemer een verzoek indienen om gebruik te maken van parkeermogelijkheden in de openbare ruimte. Voor de functie wonen geldt in dat geval een acceptabele loopafstand van 100 m voor bewoners en maximaal 250 m voor bezoekers. Als criterium voor het gebruik van bestaande openbare parkeervoorzieningen geldt dat na afwenteling van (het resterende gedeelte van) de parkeerbehoefte, de parkeerdruk niet hoger mag zijn dan 85%. Om aan te tonen of dit wel of niet het geval is, is inzicht nodig in de bestaande parkeerdruk. De bestaande parkeerdruk dient door de initiatiefnemer inzichtelijk te worden gemaakt met behulp van een parkeertelling.
Uit bijlage 1 bij de parkeernota volgt dat het plangebied ligt in het gebied ‘rest bebouwde kom’. In bijlage 3 bij de parkeernota is voor huurappartementen met een bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) tussen de 50-80 m² in het gebied ‘rest bebouwde kom’ een parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning opgenomen en voor huurappartementen met een bvo tussen de 80-120 m² een parkeernorm van 1,4.
10.2. Naar aanleiding van de stelling van de Bewonersvereniging dat in de in bijlage 3 van de parkeernota opgenomen parkeernorm voor huurappartementen met een bvo tussen de 50-80 m² geen rekening is gehouden met de parkeerbehoefte vanwege bezoekers, overweegt de Afdeling als volgt. Uit paragraaf 3.3 van de parkeernota volgt dat in de in bijlage 3 opgenomen parkeernormen voor woningen het aandeel van bezoekers is verdisconteerd. Die parkeernormen bestaan dus uit een bewonersdeel en een bezoekersdeel. De norm voor bezoekers verschilt per gebied. Voor de gebieden ‘centrum’ en ‘schil’ geldt een bezoekersnorm van 0,2 en voor de gebieden ‘rest bebouwde kom’ en ‘buitengebied’ een bezoekersnorm van 0,3. Uit de enkele omstandigheid dat in bijlage 3 voor huurappartementen met een bvo tussen de 50-80 m² voor alle gebieden een parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning is opgenomen en dat de parkeernorm dus niet - anders dan bij bijvoorbeeld de norm voor huurappartementen met een bvo tussen de 80-120 m² - per gebied oploopt, kan naar het oordeel van de Afdeling - anders dan de Bewonersvereniging meent - niet worden afgeleid dat in afwijking van wat in paragraaf 3.3 van de parkeernota staat die parkeernorm alleen zou bestaan uit een bewonersdeel. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van de in bijlage 3 van de parkeernota opgenomen parkeernormen heeft mogen uitgaan.
10.3. Niet in geschil is dat met inachtneming van de parkeernormen uit de parkeernota het plan een parkeerbehoefte genereert van 57 parkeerplaatsen.
De raad heeft te kennen gegeven dat de benodigde parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, maar dat gebruik moet worden gemaakt van de openbare parkeervoorzieningen, zoals dat in de bestaande situatie ook al gebeurt. Uit paragraaf 4.3 van de parkeernota volgt dat het gebruik van openbare parkeervoorzieningen is toegestaan, maar alleen als de parkeerdruk als gevolg daarvan niet hoger dan 85% wordt. De Afdeling stelt vast dat uit de plantoelichting noch uit de aan de als bijlagen bij de plantoelichting opgenomen onderzoeken volgt dat onderzoek naar de bestaande en toekomstige parkeerdruk heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving.
10.4. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het plan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand gelaten kunnen worden. Hierbij is van belang dat de raad bij brief van 24 december 2024 de notitie "Parkeeronderbouwing ontwikkeling Ter Coulsterlaan 1-21 Heiloo" van 13 december 2024 van Buro van Schooten (hierna: de parkeeronderbouwing) heeft overgelegd.
10.5. In de parkeeronderbouwing staat dat de normatieve parkeervraag van de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling 57 parkeerplaatsen bedraagt. Voor de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling is een nieuw ontwerp van de openbare ruimte opgesteld waar tevens een aanvullende parkeercapaciteit is ingepast. In de bestaande situatie is in het plangebied en het deel van de direct daaraan grenzende Ter Coulsterlaan een capaciteit van 57 parkeerplaatsen aanwezig. In het nieuwe ontwerp worden hier parkeerplaatsen aan toegevoegd tot een totaal van 73 parkeerplaatsen. Dit is op zitting door de raad en Kennemer Wonen bevestigd. Voor de toekomstige bewoners betekent dat dat er binnen een loopafstand van 100 m een parkeercapaciteit van 65 parkeerplaatsen beschikbaar is. Bezoekers van de toekomstige woningen, waarvoor op grond van de parkeernota een acceptabele loopafstand van maximaal 250 m geldt, kunnen gebruik maken van alle 73 parkeerplaatsen en verschillende andere openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving.
Uit de parkeeronderbouwing volgt verder dat bij het gebruik maken van de openbare parkeerplaatsen onderzocht moet worden of de parkeerdruk niet boven de 85% bezetting gaat uitkomen. Door onderzoeksbureau Verkeershuis is een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd. De huidige parkeerbezetting van het plangebied en zijn directe omgeving (tot 250 m afstand van het plangebied) is onderzocht. De parkeerdrukmetingen zijn in overleg met de gemeente uitgevoerd op twee werkdagen (op donderdag 7 en donderdag 14 november 2024) en op twee zondagen (10 en 17 november 2024). Op werkdagen is de bezetting gemeten om 14:00 uur, 21:00 uur en 23:00 uur. Op zondagen is de bezetting gemeten om 09:00 uur, 10:00 uur, 11:00 uur, 14:00 uur en 17:00 uur.
In de bestaande situatie is binnen een loopafstand van 250 m van het plangebied een parkeercapaciteit van 206 parkeerplaatsen beschikbaar. De gemiddelde bezetting van deze parkeerplaatsen zit op de gemeten tijdstippen tussen de 41% en 57%. De hoogste gemiddelde bezetting van 57% vindt plaats op de zondagochtend (functie kerk) en op de donderdagavond (wonen en bezoek). Binnen een loopafstand van 100 m van het plangebied vindt de hoogste gemiddelde bezetting ook plaats op de donderdagavond, namelijk 51%, en op de zondag gedurende de dag, namelijk 48%.
In de toekomstige situatie, waarbij ook rekening is gehouden met het toevoegen van openbare parkeerplaatsen, zal in een worst case-situatie (dat wil zeggen rekening houdend met zowel parkeren door de toekomstige bewoners als hun bezoekers en daarbij uitgaande van een maximale loopafstand van 100 m) sprake zijn van een bezettingspercentage van ten hoogste 76%. Rekening houdend met alleen parkeren door toekomstige bewoners en uitgaande van een maximale loopafstand van 100 m, zal dan sprake zijn van een bezettingspercentage van ten hoogste 59%.
10.6. Voor zover de Bewonersvereniging op zitting heeft gesteld dat de parkeerdrukmetingen in de vakantieperiode hebben plaatsgevonden en dus niet representatief zijn, overweegt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht dat er in november 2024 geen schoolvakanties zijn geweest. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Voor zover de Bewonersvereniging heeft gesteld dat geen rekening is gehouden met het parkeren van auto’s door mensen die rondom het plangebied werken, overweegt de Afdeling dat uit het parkeeronderzoek volgt dat de parkeerdrukmetingen ook op verschillende momenten op twee werkdagen hebben plaatsgevonden. Daarbij is gekeken naar de bezetting van parkeerplaatsen en geen onderscheid gemaakt naar de reden dat er geparkeerd wordt. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat als er dus door mensen die rondom het plangebied werken in het desbetreffende gebied is geparkeerd, deze dan ook zijn meegenomen bij de parkeerdrukmetingen. Ook in wat de Bewonersvereniging voor het overige heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeerdrukmetingen niet voldoende representatief zouden zijn.
10.7. Gelet op al het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling alsnog inzichtelijk gemaakt dat als gevolg van het plan de parkeerdruk in en rondom het plangebied onder de 85% zal blijven. Door de Bewonersvereniging is niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies uit de parkeeronderbouwing onjuist zijn. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling dan ook op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving.
11. Verder voert de Bewonersvereniging aan dat het realiseren van het woongebouw leidt tot een ernstige aantasting van de privacy van omwonenden aan de Bergeonstraat en waardedaling van hun woningen. Zij wijst erop dat de balkons aan de buitenzijde van het complex worden gesitueerd waardoor rechtstreeks zicht zal ontstaan op de omliggende tuinen en woningen.
11.1. De Afdeling overweegt dat, omdat ter plaatse van de voorziene bebouwing met vier bouwlagen thans bebouwing staat met twee of drie bouwlagen, enige verdergaande aantasting van de privacy van bewoners van de Bergeonstraat niet uit te sluiten is. In dat verband acht de Afdeling echter van belang dat de kortste afstand tussen de tuinen bij de woningen aan de Bergeonstraat en de gronden met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "bouwvlak" ongeveer 23 m bedraagt. Verder is van belang dat tussen de voorziene bebouwing en de tuinen in de openbare ruimte een bosstrook ligt met een breedte van meer dan 20 m en dat uit de Bomen effect analyse volgt dat het merendeel van de bestaande bomen in deze strook gehandhaafd kan worden. Gelet op deze omstandigheden heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy van omwonenden.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de omliggende woningen betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
12. De Bewonersvereniging betoogt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de op het dak van het woongebouw aanwezige buitenunits van de warmtepompen voor de omliggende woningen aan de Bergeonstraat.
12.1. Uit de Reactienota zienswijzen volgt dat het de bedoeling is dat er 46 afzonderlijke warmtepompen komen waarvan de buitenunits op het dak zullen worden geplaatst. De Afdeling overweegt dat - nog los van de omstandigheid dat de afstand tussen de buitenunits van de warmtepompen en de bestaande woningen relatief groot is - via de geluidsnorm in artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 is geborgd dat omwonenden geen hinder ondervinden van geluid afkomstig van een individuele warmtepomp. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2445, mag de raad er verder in beginsel van uitgaan dat het voldoen aan de enkelvoudige norm zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2012 ook betekent dat zich geen onaanvaardbare cumulatieve geluidhinder zal voordoen. Dat kan anders zijn wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan in een concreet geval reden bestaat om aan dat uitgangspunt te twijfelen. De Bewonersvereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om aan dit uitgangspunt te twijfelen. 13. De Bewonersvereniging betoogt dat onvoldoende rekening is gehouden met het door haar opgestelde alternatieve plan. Dit plan wordt volgens haar juist breed gedragen door de omwonenden.
13.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De raad heeft te kennen gegeven dat het voorgedragen alternatief om meerdere redenen ongeschikt is. Allereerst zou dit alternatief ertoe leiden dat er 14 sociale huurwoningen minder kunnen worden gerealiseerd. Bovendien ontbreken in het alternatieve plan bergingen en parkeerplaatsen en is de entreepartij te klein voor een gebouw met 32 appartementen. In tegenstelling tot wat de Bewonersvereniging suggereert kan volgens de raad ruimte voor de bergingen niet gevonden worden in de binnentuin, onder meer omdat de door Kennemer Wonen gehanteerde maximale loopafstand van bergingsdeur tot woningtoegangsdeur van 50 m dan niet meer kan worden gehaald. Om alle bergingen inpandig te kunnen realiseren en een vergroting van de entreepartij te bewerkstelligen zouden er drie appartementen op de begane grond moeten worden opgeofferd. Dat zou tot gevolg hebben dat er dan 17 sociale huurwoningen minder zouden kunnen worden gerealiseerd. Gelet op de grote behoefte aan sociale woningbouw in Heiloo is dat echter ongewenst, aldus de raad.
De Bewonersvereniging heeft de juistheid van deze argumenten van de raad niet gemotiveerd betwist. Daarom heeft de raad toereikend gemotiveerd waarom niet voor het voorgestelde alternatief is gekozen.
14. Verder voert de Bewonersvereniging aan dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat het ook betrekking heeft op gronden die in eigendom zijn van omwonenden.
14.1. De Afdeling stelt vast dat tuinen van omwonenden geen deel uitmaken van het plangebied, zodat het betoog van de Bewonersvereniging in zoverre feitelijke grondslag mist. De raad heeft op zitting nog verklaard dat ook bij de bouw van het gebouw geen gebruik zal en hoeft te worden gemaakt van gronden van omwonenden.
15. In wat de Bewonersvereniging voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling verder geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
16. Allereerst betoogt de Bewonersvereniging dat advies is uitgebracht door de brandweer, maar dat onduidelijk is wat de achtergrond van dit advies is.
16.1. De Afdeling overweegt dat de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord op verzoek het bouwplan wat betreft het aspect brandveiligheid heeft beoordeeld en het college hierover heeft geadviseerd. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze werkwijze ongebruikelijk is.
17. De Bewonersvereniging betoogt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de op het dak van het woongebouw aanwezige buitenunits van de warmtepompen voor de omliggende woningen aan de Bergeonstraat.
17.1. Artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 luidt: "Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai."
17.2. De Afdeling wijst erop dat het van toepassing zijnde wettelijke toetsingskader is neergelegd in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. De toets die het college moet uitvoeren is een aannemelijkheidstoets. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4197, komt het college bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan (vgl. ook de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2375, onder 10). 17.3. De Afdeling is van oordeel dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning aannemelijk heeft mogen achten dat voor elke individuele buitenunit van een warmtepomp wordt voldaan aan het in artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 opgenomen maximale geluidsniveau van 40 dB. Daarbij is van belang dat de afstand tussen het woongebouw waarop de buitenunits van de warmtepompen worden geplaatst en het dichtstbij gelegen perceel aan de Bergeonstraat ongeveer 23 m bedraagt en dat het zeer waarschijnlijk is dat de buitenunits niet op de randen van het dak worden geplaatst maar meer naar het midden toe, zodat de afstand waarschijnlijk nog groter zal zijn. Ten slotte heeft het college er nog op gewezen dat mocht op enig moment blijken dat een individuele buitenunit niet aan de norm voldoet er de mogelijkheid bestaat om een verzoek om handhaving in te dienen bij het college.
18. In wat de Bewonersvereniging voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling verder geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend.
19. Gelet op wat de Afdeling onder 10.3 heeft overwogen, is het beroep van de Bewonersvereniging gegrond. Het besluit van 26 februari 2024 waarbij de raad het bestemmingsplan "Ter Coulsterlaan" heeft vastgesteld moet vanwege strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd. Nu de omgevingsvergunning gebaseerd is op dit bestemmingsplan, moet het besluit van 26 februari 2024 waarbij de omgevingsvergunning is verleend ook op deze grond worden vernietigd. Maar de Afdeling ziet, onder verwijzing naar wat zij onder 10.7 heeft overwogen, aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van deze besluiten geheel in stand blijven. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning blijven dus gelden.
20. De raad en het college moeten de proceskosten vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 26 februari 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Coulsterlaan" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 26 februari 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Coulsterlaan";
III. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo van 26 februari 2024 tot verlening van de omgevingsvergunning voor het oprichten van een woongebouw met 46 appartementen op het adres Ter Coulsterlaan 1-46 in Heiloo gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo van 26 februari 2024 tot verlening van de omgevingsvergunning voor het oprichten van een woongebouw met 46 appartementen op het adres Ter Coulsterlaan 1-46 in Heiloo;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van de onder II. en IV. vernietigde besluiten in stand blijven;
VI. veroordeelt de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo gezamenlijk tot vergoeding van bij de Bewonersvereniging Ter Coulsterlaan en Omgeving in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo gezamenlijk aan de Bewonersvereniging Ter Coulsterlaan en Omgeving het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025