ECLI:NL:RVS:2025:4105

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
202406016/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • N. Verheij
  • N.H. van den Biggelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitenduin en omgeving en hogere waarden voor appartementencomplex Heereweg 56 te Schoorl

In deze zaak gaat het om de vaststelling van hogere waarden en een bestemmingsplan voor de realisering van een appartementencomplex aan de Heereweg 56 in Schoorl. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen heeft op 21 mei 2024 hogere waarden vastgesteld, en de gemeenteraad heeft op 20 juni 2024 het bestemmingsplan "Buitenduin en omgeving" goedgekeurd. Appellanten, waaronder [appellant sub 1A] en [appellant B], vrezen dat het nieuwe appartementencomplex en het bijbehorende parkeerterrein hun woon- en leefklimaat negatief zullen beïnvloeden. Ze hebben beroep ingesteld tegen zowel de hogere waarden als het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 juli 2025. De Afdeling oordeelt dat de raad van de gemeente Bergen niet voldoende rechtszekerheid heeft geboden, omdat het bestemmingsplan geen bepaling bevatte waarin het facetbestemmingsplan "Parkeren" van toepassing werd verklaard. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad voor zover het deze bepaling mist, maar voegt zelf een artikel toe aan het bestemmingsplan waarin het facetbestemmingsplan "Parkeren" wordt opgenomen. De beroepen van [appellant sub 2] en anderen zijn ongegrond verklaard, terwijl het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het besluit van de raad gegrond is verklaard. De raad wordt opgedragen om de proceskosten van [appellant sub 1A] en [appellant B] te vergoeden.

Uitspraak

202406016/1/R1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant B], beiden wonend in Schoorl, gemeente Bergen (NH),
2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend in Schoorl, gemeente Bergen (NH),
appellanten,
en
1. de raad van de gemeente Bergen (NH),
2. het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH)
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2024 heeft het college hogere waarden vastgesteld ten behoeve van de realisering van een appartementencomplex aan de Heereweg 56 in Schoorl.
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitenduin en omgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 1A] en [appellant B] beroep ingesteld. [appellant sub 1A] en [appellant B] hebben ook beroep ingesteld tegen het besluit hogere waarden.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
Kennemer Wonen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 1A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 juli 2025, waar [appellant sub 1A] en [appellant B], bijgestaan door mr. L.T. van Eijck van Heslinga, advocaat in Alkmaar, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Fa-Si-Oen en drs. M. Vink, zijn verschenen. Voorts is Kennemer Wonen, vertegenwoordigd door mr. K. Hollenberg, advocaat in Alkmaar, en [gemachtigde], ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 27 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2.       Op 1 januari 2024 is ook de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5198, is overwogen, blijft op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones langs wegen - behoudens provinciale wegen - het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
De hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Buitenduin en omgeving" waarvan het ontwerp op 27 december 2023 ter inzage is gelegd. Dit betekent dat zowel op de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan als op het besluit tot vaststelling van de hogere waarden het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het plan gaat over sportpark Buitenduin en de voormalige Rabobanklocatie op het perceel Heereweg 56 aan de noordwestkant van Schoorl. De raad wil dit sportpark toekomstbestendig maken door onder meer de parkeervoorzieningen te wijzigen. Thans wordt het sportpark ontsloten via een parkeerterrein met ongeveer 135 parkeerplaatsen in het noorden van het plangebied. Dit parkeerterrein is bereikbaar via de Molenweg. Verkeer vanuit dit parkeerterrein moet wegrijden via de Huismanweg. Naast bezoekers van het sportpark parkeren onder meer bezoekers van het duingebied en het centrum van Schoorl op dit parkeerterrein. In de beoogde situatie wordt dit parkeerterrein verkleind tot 32 parkeerplaatsen. Aan de westzijde van het plangebied wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd met 179 parkeerplaatsen. Dit zal bereikbaar zijn via de Sportlaan. Het bestaande parkeerterrein zal de parkeerbehoefte van de jeu de boulesvereniging en de ruitervereniging op het sportpark opvangen. Het nieuwe parkeerterrein moet onder meer de parkeerbehoefte van de bezoekers van het duingebied opvangen. Op de voormalige Rabobanklocatie krijgt de bestemming "Wonen". Kennemer Wonen zal daar een complex met 22 appartementen bouwen.
4.       Het college heeft hogere geluidswaarden vastgesteld voor het voorziene appartementencomplex, omdat het geluid van het verkeer op de Heereweg boven de voorkeursgrenswaarde van de Wgh uitkomt.
5.       [appellant sub 1A] en [appellant B] zijn sinds 28 juli 2023 eigenaar van het perceel [locatie]. Dit perceel ligt naast het perceel waarop het appartementencomplex is voorzien en ook naast gronden waarop het nieuwe parkeerterrein is voorzien. Zij vrezen dat het voorziene appartementencomplex en nieuwe parkeerterrein hun woon- en leefklimaat zullen aantasten. Zij zijn het ook niet eens met het besluit hogere waarden.
[appellant sub 2] en anderen wonen ten noorden van het plangebied langs onder meer de Huismansweg en de Radeckerweg. Zij vrezen dat de verkeers- en parkeersituatie op deze twee wegen zal verslechteren.
Toetsingskader bestemmingsplan
6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Volgorde van behandeling
7.       De Afdeling zal hierna onder 8-14 eerst de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant B] behandelen. Daarna zal de Afdeling onder 15-16 het beroep van [appellant sub 2] en anderen behandelen.
Beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het plan
Mogelijkheid tot participatie
8.       [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat de raad hen onvoldoende heeft betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Zij voeren aan dat de raad hen ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van de voorbereiding van het bestemmingsplan.
8.1.    De raad stelt dat hij niet verplicht was om mee te delen dat een bestemmingsplan voor de aangrenzende percelen werd voorbereid.
8.2.    De raad heeft [appellant sub 1A] en [appellant B] voldoende betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De raad heeft op 22 december 2023 in het Gemeenteblad gepubliceerd dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag en dat eenieder daarover zijn zienswijze naar voren mocht brengen. De raad heeft het ontwerpbesluit dus op de juiste wijze bekendgemaakt. [appellant sub 1A] en [appellant B] waren toen al eigenaar van het perceel en konden dus  een zienswijze naar voren brengen.
Het betoog slaagt niet.
Te ruime bouwmogelijkheden?
9.       [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat het bestemmingsplan te ruime bouwmogelijkheden op het naastgelegen perceel geeft. Het is nog niet duidelijk hoe het appartementencomplex dat Kennemer Wonen wil bouwen, er uit gaat zien. Daardoor kunnen [appellant sub 1A] en [appellant B]  niet  reageren op het bouwplan en niet voorkomen dat bebouwing wordt gerealiseerd die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De omgevingsvergunning voor bouwen  moet immers worden verleend als de bebouwing in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het bouwvlak ligt ook te dicht bij hun perceelsgrens. Sommige onderdelen van de voorziene bebouwing, zoals balkons, mogen 2 m buiten het bouwvlak uitsteken. Dit tast hun privacy aan.
9.1.    De raad vindt dat de bouwmogelijkheden niet te ruim zijn.
9.2.    De afstand van het bouwvlak voor het appartementencomplex tot het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant B] bedraagt 3 tot 6 m.
Artikel 10.1 van de planregels luidt:
"De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, dakoverstekken, funderingen, entreeportalen, veranda's, balkons en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
[…]."
9.3.    De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1A] en [appellant B] hebben betoogd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bouwmogelijkheden op het naastgelegen perceel te ruim heeft moeten achten. [appellant sub 1A] en [appellant B] kunnen in deze procedure aanvoeren dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Wanneer vervolgens een omgevingsvergunning wordt verleend voor een bouwplan dat in overeenstemming is met het bestemmingsplan hebben zij zich over de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kunnen uitspreken. Het college  hoefde de omgevingsvergunning dan ook niet tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan te verlenen.
Het plan tast de privacy van [appellant sub 1A] en [appellant B] niet onaanvaardbaar aan. De kortste afstand tussen de woning van [appellant sub 1A] en [appellant B] en het bouwvlak is ongeveer 23 m. Dit is geen ongebruikelijke afstand in een bebouwde omgeving. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen" lag het bouwvlak op vijf tot zeven meter van de perceelsgrens. Op het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant B] staat ook een haag langs de perceelsgrens die het zicht vanuit het voorziene appartementencomplex op het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant B] voor een groot deel zal wegnemen.
Het betoog slaagt niet.
Evident privaatrechtelijke belemmering?
10.     [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) een evidente belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan is. Artikel 10.1, aanhef en onderdeel a, van de planregels biedt in strijd met deze bepaling de mogelijkheid om op minder dan 2 meter van de perceelsgrens gebouwonderdelen te bouwen.
10.1.  De raad vindt dat er geenevidente privaatrechtelijke belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan is.
10.2.  Artikel 5:50 BW luidt:
"1. Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven."
10.3.  Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957, onder 7.2) bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.
10.4.  De Afdeling is van oordeel dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering aanwezig is. Het plan maakt verschillende uitvoeringen van het appartementencomplex mogelijk waarbij aan artikel 5:50 van het BW kan worden voldaan. Een belemmering is dus niet evident.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
11.     [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat in het plan ten onrechte niet is verzekerd dat het appartementencomplex niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast. Zij wijzen er daarbij op dat in het plan geen parkeerregeling is op genomen.
11.1.  Blijkens de plantoelichting en zoals de raad ook op de zitting heeft toegelicht, is de raad ervan uitgegaan dat met het facetbestemmingsplan "Parkeren" van 31 mei 2018 voldoende is verzekerd dat geen onaanvaardbare parkeeroverlast zal ontstaan. Dit plan is volgens de raad nog steeds van toepassing op de voormalige Rabobanklocatie, zodat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het appartementencomplex aan de in dat plan opgenomen parkeerregeling moet worden getoetst.
De raad heeft dus beoogd dat het facetbestemmingsplan nog steeds van toepassing is op de voormalige Rabobanklocatie. Maar dit is niet ondubbelzinnig geregeld in het voorliggende plan. In dit plan is namelijk geen bepaling opgenomen waarin staat dat het facetbestemmingsplan "Parkeren" van toepassing blijft op de voormalige Rabobanklocatie. Dit is in strijd met de rechtszekerheid. De Afdeling wijst daarbij ter vergelijking op haar uitspraak van 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2142, onder 3.1.
Het betoog slaagt.
Overlast van het parkeerterrein?
12.     [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat zij hinder zullen ondervinden van het parkeerterrein aan de Sportlaan. De raad had de in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" aanbevolen richtafstand van 30 m van een parkeerterrein tot een rustige woonwijk moeten toepassen. Het parkeerterrein zal tegen hun perceelsgrens liggen, waardoor geluidsoverlast ontstaat. Verder vrezen zij overlast van koplampen die over hun perceel schijnen, vervuiling door uitlaatgassen en verlies van privacy.
12.1.  De raad stelt dat [appellant sub 1A] en [appellant B] geen onaanvaardbare overlast zullen ondervinden van het parkeerterrein. Volgens de raad is de VNG-brochure niet van toepassing omdat het voorziene parkeerterrein geen inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Bovendien is de omgeving een gemengd gebied. Voor een parkeerterrein in gemengd gebied beveelt de VNG-brochure een afstand van 10 m aan. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
12.2.  De raad mocht de gevolgen van het parkeerterrein voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1A] en [appellant B]  aanvaardbaar vinden. De  afstand tussen het parkeerterrein en de uiterst mogelijke situering van de gevel van de woning van [appellant sub 1A] en [appellant B] en het parkeerterrein zal nagenoeg 30 m zijn. Ook als het gebied een rustige woonwijk zou zijn, wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure, daargelaten of die van toepassing is. Het is  niet aannemelijk dat [appellant sub 1A] en [appellant B] onevenredige geluidoverlast zullen ondervinden van het parkeerterrein. Onevenredige beperking van de privacy en overlast van koplampen zijn evenmin aannemelijk, omdat op het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant B] langs de grens met het voorziene parkeerterrein een haag van enkele meters hoog staat. Uit de plantoelichting volgt verder dat het plan wat betreft de luchtkwaliteit voldoet aan de eisen die de Wm stelt. De Afdeling ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Burgers kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten ontlenen. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels vaststellen. De raad mocht een zwaarder gewicht  toekennen aan de belangen die met het plan zijn gemoeid dan aan de belangen van [appellant sub 1A] en [appellant B].
Het betoog slaagt niet.
Geluidoverlast als gevolg van appartementencomplex?
13.     [appellant sub 1A] en [appellant B] vrezen dat het appartementencomplex verkeersgeluid zal weerkaatsen waardoor zij onaanvaardbare geluidsoverlast zullen ondervinden.
13.1.  In het memo "Rabobanklocatie Heereweg te Schoorl, maximaal planologische invulling. Effect reflectie op naastliggende woning" van 20 november 2024 hebben M+P raadgevende ingenieurs  onderzocht of de geluidbelasting op de woning van [appellant sub 1A] en [appellant B] zal toenemen door het appartementencomplex. Zij veronderstellen een volledige opvulling van het bouwvlak tot de l toegestane bouwhoogte van 12 m. Hun conclusie is dat de geluidbelasting op de woning van [appellant sub 1A] en [appellant B] niet toeneemt, maar zelfs licht afneemt.
[appellant sub 1A] en [appellant B] voeren aan dat dit memo uitgaat van een theoretische situatie, terwijl de geluidbelasting afhangt is van de  vormgeving van het appartementencomplex die nog niet bekend is. In een akoestisch onderzoek voor een bestemmingsplan moet de raad echter uitgaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Dat hebben M + P raad gevende ingenieurs en de raad gedaan. Het is niet aannemelijk dat [appellant sub 1A] en [appellant B] onaanvaardbare geluidoverlast zullen ondervinden van het appartementencomplex.
Het betoog slaagt niet.
Beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het besluit hogere waarden
14.     [appellant sub 1A] en [appellant B] betogen dat het college het besluit hogere waarden niet mocht nemen.
14.1.  Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
14.2.  Het besluit hogere waarden is gebaseerd op de regeling in de Wgh. De regeling strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen appartementen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:530, onder 28.4), tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. [appellant sub 1A] en [appellant B] zijn geen eigenaar van één van de appartementen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van één van de appartementen. De regeling strekt dus kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 1A] en [appellant B]. Gelet daarop kan wat [appellant sub 1A] en [appellant B] aanvoeren niet leiden tot een vernietiging van het besluit hogere waarden. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van hun beroep tegen dat besluit.
Het betoog slaagt niet.
Beroep van [appellant sub 2] en anderen
Verkeer en parkeren
15.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat het bestemmingsplan leidt tot een onaanvaardbare verkeers- en parkeersituatie op de Huismansweg en Radeckerweg. Zij voeren aan dat deze wegen al onveilig zijn en niet geschikt zijn voor doorgaand verkeer. Zij vrezen dat door het bestemmingsplan meer gemotoriseerd verkeer over deze wegen zal gaan en daarlangs meer zal worden geparkeerd. Dit kunnen de wegen volgens hen niet aan. Volgens [appellant sub 2] en anderen kan toename van verkeer op de Huismansweg voorkomen worden door het gedeelte van de Molenweg tussen de kruising met de Huismansweg en de kruising met de Heereweg toegankelijk te maken voor gemotoriseerd verkeer. Daar staan nu nog paaltjes die doorgaand gemotoriseerd verkeer tegenhouden.
15.1.  De Afdeling is van oordeel dat niet aannemelijk is dat het bestemmingsplan leidt tot een onaanvaardbare verkeers- en parkeersituatie op de Huismansweg en de Radeckerweg. Het parkeerterrein langs de Molenweg wordt verkleind van 135  naar 32 parkeerplaatsen. Daardoor zal het verkeer van en naar het parkeerterrein afnemen. Daardoor zal ook het verkeer dat na het verlaten van het parkeerterrein de Huismansweg op rijdt en daar of langs de Radeckerweg parkeert afnemen. Het al dan niet verwijderen van de paaltjes op de Molenweg kan niet aan de orde komen in deze procedure, omdat de precieze inrichting van een weg niet in een bestemmingsplan kan worden geregeld.
15.2.            [appellant sub 2] en anderen hebben nog gewezen op ontwikkelingen in Schoorl rond parkeren die dateren van na het bestemmingsplan. De Afdeling toetst het bestemmingsplan op basis van de feiten die zich voordeden en het recht dat gold op het tijdstip van het nemen van het bestreden besluit. De Afdeling laat deze ontwikkelingen daarom buiten beschouwing.
Het betoog slaagt niet.
Herhaling en inlassing zienswijze
16.     [appellant sub 2] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] en anderen hebben in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
17.     Het beroep van [appellant sub 2] en anderen en het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het besluit hogere waarden zijn ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het plan is gegrond. Gezien wat onder 11.1 is overwogen, is het plan vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid, omdat daarin geen bepaling is opgenomen waarin het facetbestemmingsplan "Parkeren" van toepassing is verklaard voor de bestemming "Wonen". Het bestemmingsplan moet worden vernietigd voor zover daarin zo’n bepaling ontbreekt.
18.     Met het oog op finale geschillenbeslechting ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, door te bepalen dat aan de planregels die voor de bestemming "Wonen" gelden een artikel wordt toegevoegd waarin het facetbestemmingsplan "Parkeren" van toepassing wordt verklaard. Het is niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden hierdoor in hun belangen worden geschaad. Het perceel waarop het appartementencomplex is voorzien is het enige perceel in het plangebied met de bestemming "Wonen" en Kennemer Wonen en de raad hebben er op de zitting mee ingestemd dat het facetbestemmingsplan "Parkeren" van toepassing wordt verklaard.
19.     Dit betekent dat het plan kan worden uitgevoerd en dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het appartementencomplex moet worden getoetst aan de parkeerregeling in het facetbestemmingsplan "Parkeren".
20.     De Afdeling draagt de raad op het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
21.     De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1A] en [appellant B] vergoeden. De raad hoeft de proceskosten van [appellant sub 2] en anderen niet te vergoeden omdat hun beroep ongegrond is.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de volgende beroepen ongegrond:
- het beroep van [appellant sub 2] en anderen;
- het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (NH) van 21 mei 2024 tot vaststelling van hogere waarden ten behoeve van de realisering van een appartementencomplex aan de Heereweg 56 in Schoorl;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Bergen (NH) van 20 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenduin en omgeving" gegrond;
III.      vernietigt het in onderdeel II vermelde besluit voor zover daarin een schakelbepaling ontbreekt waarin het facebestemmingsplan "Parkeren" van 31 mei 2018 van toepassing is verklaard binnen de bestemming "Wonen";
IV.      bepaalt dat aan de regels van het in onderdeel II vermelde bestemmingsplan artikel 7.4 wordt toegevoegd dat luidt:
"7.4 Parkeerregeling
Het facetbestemmingsplan "Parkeren" van 31 mei 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0373.BPGparkeren-C001 is van toepassing.";
V.       bepaalt dat deze uitspraak wat onderdeel IV betreft in de plaats treedt van het besluit, voor zover vernietigd;
VI.      draagt de raad van de gemeente Bergen (NH) op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VII.     veroordeelt de raad van de gemeente Bergen (NH) tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Bergen (NH) aan [appellant sub 1A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, mr. N. Verheij en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
703-1126