ECLI:NL:RVS:2025:4186
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 2 januari 2023. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 1 maart 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 18 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.N. Arikan, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 september 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen reden is om in dit geval anders te oordelen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.