ECLI:NL:RVS:2025:4187
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 21 augustus 2023. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 1 maart 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 18 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.N. Arikan, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 september 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Afdeling bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.