ECLI:NL:RVS:2025:4482

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
202504480/1/V3.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de minister van Asiel en Migratie betreffende bewaring

Op 22 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, die in bewaring was gesteld op 9 juli 2025. De rechtbank Den Haag had op 31 juli 2025 het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Vennik, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De motivering van de rechtbank is overgenomen, en het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling heeft geen vragen gevonden die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.

De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 september 2025.

Uitspraak

202504480/1/V3.
Datum uitspraak: 22 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 31 juli 2025 in zaak nr. NL25.33027 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 31 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Vennik, advocaat in Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025
846-1149