ECLI:NL:RVS:2025:4502

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
BRS.25.001008
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Op 25 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 8 juli 2025 het beroep van de appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 9 april 2025 was ingewilligd. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet in zijn recht stond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen bevestigd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen en dat het hoger beroep ongegrond is. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De uitspraak van de rechtbank blijft dus in stand en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.001008
Datum uitspraak: 25 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2025 in zaak nr. NL25.21095 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 8 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 3.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.        Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.        Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Gerritsjans-van Essen, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gerritsjans-van Essen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2025
1078