ECLI:NL:RBDHA:2025:12102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen inwilliging van asielaanvraag en procesbelang bij toekomstige wetswijziging
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1987 met de Eritrese nationaliteit, op 3 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 april 2025 ingewilligd, maar eiser is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij als vluchteling erkend moet worden op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, in plaats van de b-grond waarop zijn aanvraag is ingewilligd. Eiser heeft gewetensbezwaren tegen de militaire dienstplicht in Eritrea en heeft verklaard dat zijn geloof hem verbiedt om te moorden, wat zijn vertrek uit Eritrea rechtvaardigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, en de rechtbank heeft de zaak op 1 juli 2025 behandeld. Eiser heeft zijn belangen in de procedure onderbouwd door te wijzen op een wetsvoorstel dat de gezinshereniging voor vluchtelingen met een b-grond aanvraag zou bemoeilijken. Dit wetsvoorstel is aanhangig bij de Tweede Kamer, en eiser vreest dat de voorwaarden voor nareisaanvragen nadelig voor hem zullen uitpakken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft, omdat de uitkomst van de wetgevingsprocedure onzeker is en niet kan worden afgeleid dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit relevant zal zijn voor de reeds ingediende nareisaanvraag.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2025. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.