ECLI:NL:RVS:2025:4655

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
202301730/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen huisverbod opgelegd door burgemeester van Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 2 maart 2023 de beroepen van [appellant] tegen de besluiten van de burgemeester van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. De burgemeester had op 19 februari 2023 een huisverbod opgelegd aan [appellant] voor de duur van tien dagen, naar aanleiding van een incident tussen [appellant] en [persoon]. Dit huisverbod werd later verlengd met achttien dagen, omdat er geen hulpverlening was opgestart. [appellant] is het niet eens met de opgelegde huisverboden en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gevaar en dat de burgemeester een belangenafweging had gemaakt, waarbij het belang van de kinderen zwaar weegt. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester terecht het huisverbod heeft opgelegd en verlengd, en dat er geen aanleiding is om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301730/1/A3.
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 2 maart 2023 in zaak nr. 10/653620  en 10/653617 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2023 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) voor de periode van tien dagen, tot 1 maart 2023 15:03.
Bij een op 20 februari 2023 gegeven herstelbeschikking heeft de burgemeester enkele wijzigingen aangebracht in het besluit van 19 februari 2023.
Bij besluit van 1 maart 2023 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen, tot 19 maart 2023 15:03.
Bij uitspraak van 2 maart 2023 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 19 februari 2023, 20 februari 2023 en 1 maart 2023 ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De burgemeester heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 augustus 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. O.C. Bozbiyik, advocaat in Rotterdam, en de burgemeester van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. R.N. Duivenvoorde, zijn verschenen.
Overwegingen
De besluitvorming
1.       [appellant] heeft een relatie met [persoon]. [appellant] verblijft regelmatig in de woning van [persoon] in Rotterdam. De burgemeester heeft op grond van artikel 2 van de Wth een huisverbod opgelegd aan [appellant] voor de duur van tien dagen, te weten van 19 februari 2023 tot 1 maart 2023. De burgemeester heeft dit huisverbod opgelegd naar aanleiding van een incident tussen [appellant] en [persoon] dat in de nacht van 19 februari 2023 heeft plaatsgevonden. De burgemeester heeft het tijdelijk huisverbod verlengd met achttien dagen, tot 19 maart 2023, onder meer omdat na afloop van de termijn van tien dagen nog geen hulpverlening was opgestart. [appellant] kan zich niet verenigen met de aan hem opgelegde huisverboden en heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] anders dan incidenteel verbleef op het adres waarvoor aan hem het huisverbod is opgelegd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er ten tijde van het opleggen van het huisverbod sprake was van (een vermoeden van) gevaar en dat hiervan ook sprake was ten tijde van het nemen van het verlengingsbesluit. Dat [appellant] op het moment dat het huisverbod van kracht was, op bezoek is gegaan bij [persoon] en dat dit goed zou zijn gegaan, neemt niet weg dat sprake is van gevaar. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester bij het nemen van de besluiten een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij het belang van de kinderen zwaar weegt. Dit maakt volgens de rechtbank dat de burgemeester het huisverbod mocht opleggen. Hierbij is van belang dat [appellant] over een eigen woning beschikt, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep van [appellant]
3.       [appellant] kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank. Volgens [appellant] heeft de burgemeester geen tijdelijk huisverbod mogen opleggen omdat hij zich niet anders dan incidenteel in de woning bevond. Daarbij was er zeker ten tijde van de verlenging van het huisverbod geen sprake van gevaar omdat [appellant] juist de-escalerend wilde optreden en [persoon] hem heeft belet de woning te verlaten. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de burgemeester het huisverbod heeft mogen verlengen omdat het niet aan [appellant] ligt dat er nog geen hulpverlening was opgestart. Ten slotte betoogt [appellant] dat de burgemeester geen belangenafweging heeft gemaakt. In dit verband wijst hij erop dat [persoon] zich niet zou kunnen verenigen met het opgelegde huisverbod en juist wilde dat hij terug zou komen.
Beoordeling van het hoger beroep
4.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep hierover heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat hierboven samengevat is weergegeven.
4.1.    Daar voegt de Afdeling nog het volgende aan toe. In het Risicotaxatie-instrument Huiselijk geweld (RiHG) van 19 februari 2023 van 11:41 staat dat [persoon] en [appellant] bijna altijd samen zijn en tussen de twee woningen pendelen, wat ook wordt bevestigd door de daarin opgenomen verklaring van [appellant]. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van het verhoor dat [appellant] ten tijde van het incident de woning wilde verlaten, maar hij zijn PlayStation en TV wilde meenemen. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] anders dan incidenteel in de woning van [persoon] verbleef.
4.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 21 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2342), is gelet op de spoedeisende aard van een huisverbod niet vereist dat de juistheid van de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaan. Deze feiten en omstandigheden moeten in ieder geval aannemelijk zijn.
Voorafgaand aan het incident van 19 februari 2023 zijn er al vaker meldingen gemaakt van ruzies tussen [persoon] en [appellant]. Bij dit laatste incident heeft er zowel verbaal als fysiek geweld plaatsgevonden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de verlenging van het huisverbod geen sprake meer zou zijn geweest van gevaar voor de veiligheid van [persoon] en/of haar kinderen. Daarbij komt dat [appellant] het huisverbod heeft overtreden. Dat zijn bezoek aan [persoon] toen goed is verlopen, brengt niet zonder meer met zich dat geen sprake meer zou zijn van gevaar. De rechtbank heeft in dit verband terecht geoordeeld dat de situatie nog niet was veranderd en heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat mede door het gedrag van [appellant] nog geen hulpverlening was gestart. Ook waren op dat moment nog geen partnergesprekken gestart.
4.3.    Tot slot heeft de rechtbank, anders dan [appellant] betoogt, terecht geoordeeld dat de burgemeester een belangenafweging heeft gemaakt. Zo is de burgemeester in het besluit van 1 maart 2023 ook op de in dit verband door [appellant] hierboven onder 3 genoemde omstandigheden ingegaan. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het belang van de minderjarige kinderen om in rust en veiligheid in hun vertrouwde omgeving te kunnen verblijven zwaar weegt. De burgemeester heeft op basis van de door hem gemaakte belangenafweging tot de oplegging en verlenging van het huisverbod mogen overgaan.
4.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
4.5.    De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
85-1147