ECLI:NL:RVS:2025:474

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
202500758/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming

Op 6 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een zaak tussen de minister van Asiel en Migratie en een vreemdeling. De minister had op 10 januari 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling. De rechtbank Den Haag had op 5 februari 2025 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister ging in hoger beroep en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoefde te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank had geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was vanwege de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol. De minister verzocht om de voorlopige voorziening op basis van het grensbewakingsbelang, dat in het geding zou komen als de uitspraak van de rechtbank werd uitgevoerd.

De voorzieningenrechter heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het Justitieel Complex Schiphol een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is en dat het grensbewakingsbelang zwaarder weegt dan de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel voor de vreemdeling. Daarom heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202500758/2/V3.
Datum uitspraak: 6 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 februari 2025 in zaak nr. NL25.3667 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2025 heeft de minister de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 5 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 5 februari 2025 bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar heeft geen reactie ontvangen.
Overwegingen
Het oordeel van de rechtbank
1.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel van begin af aan onrechtmatig is geweest door de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol (hierna: het JCS), zowel wat betreft de inrichting van het gebouw als het regime en de daarbij toegepaste dwang. Daarom heeft de rechtbank de minister bevolen de maatregel op te heffen.
Het verzoek van de minister
2.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Daarbij beroept hij zich op het grensbewakingsbelang, dat moet worden prijsgegeven als hij de uitspraak uitvoert, omdat de vreemdeling dan toegang krijgt tot het Schengengebied.
Beoordeling
3.       De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft in de uitspraak van 31 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:379, onder 3 en 3.1, voorlopig geoordeeld dat het JCS een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. Ook heeft zij geoordeeld dat een zwaarder gewicht toekomt aan het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang dan de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel voor de vreemdeling. Er is geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. De voorzieningenrechter treft de gevraagde voorlopige voorziening.
4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2025
979