ECLI:NL:RVS:2025:4769

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
BRS.25.000980
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister van Asiel en Migratie

Op 8 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 16 juli 2025 een besluit van de minister van 19 november 2024, waarbij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de minister een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek had geconstateerd en dat het besluit niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De minister ging in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die op € 907,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de overheid in asielzaken en de mogelijkheid voor de minister om het motiveringsgebrek te herstellen in een nieuw besluit.

Uitspraak

BRS.25.000980
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 16 juli 2025 in zaak nr. NL24.50293 in het geding tussen:
[betrokkene], mede voor haar minderjarige kind,
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 16 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat in Rijsbergen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.        De rechtbank heeft namelijk een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd. De minister komt daartegen in hoger beroep op terwijl dat gebrek zich (los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming moet zijn) eenvoudig laat herstellen.
2.        Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.        veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025
1024