ECLI:NL:RVS:2025:477

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
BRS24000457
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie tot inbewaringstelling van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 26 november 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de inbewaringstelling door de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling was op 7 november 2024 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister rechtmatig had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 28 januari 2025.

De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

Uitspraak

BRS.24.000457
Datum uitspraak: 12 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 26 november 2024 in zaak nr. NL24.43788 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 26 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 28 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:232, over het rechtskarakter van het door de minister gebruikte formulier (M113) om een bewaring op te heffen). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025
347-1017