ECLI:NL:RVS:2025:477
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie tot inbewaringstelling van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 26 november 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de inbewaringstelling door de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling was op 7 november 2024 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister rechtmatig had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 28 januari 2025.
De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.