ECLI:NL:RVS:2025:4879
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 september 2025. De rechtbank had de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 28 augustus 2025 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep kan worden ingesteld, maar dat belanghebbenden en het bestuursorgaan verzet kunnen doen bij de bestuursrechter. De Afdeling heeft geoordeeld dat de argumenten van appellanten in hoger beroep geen aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in het geval van een onterecht proces, wat in deze zaak niet aan de orde is.
De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft het hogerberoepschrift van appellanten doorgestuurd naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, voor verdere behandeling als verzetschrift. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.