ECLI:NL:RVS:2025:4986
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 6 november 2024. De rechtbank had eerder de aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, welke was gedaan bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 juli 2024. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat er geen verdere motivering nodig is voor de afwijzing van het hoger beroep.
Daarnaast wordt opgemerkt dat, hoewel de situatie in Syrië eind 2024 veranderd is, deze niet kan worden betrokken bij het oordeel van de Afdeling in deze zaak. De appellant kan deze nieuwe situatie wel aanvoeren in een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.