ECLI:NL:RVS:2025:5027
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland over verzet van appellant
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juni 2025. De rechtbank had het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van 19 november 2024 ongegrond verklaard. De uitspraak van 3 juni 2025 is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak op 23 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3447) aangegeven dat zij bij toekomstige procedures van de appellant zal onderzoeken of er sprake is van misbruik van recht.
De appellant heeft in zijn hogerberoepschrift geen aanknopingspunten aangedragen die zouden wijzen op een schending van de beginselen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Afdeling constateert dat de appellant in zijn nieuwe hogerberoepschrift zich op een ontoelaatbare manier beledigend uitlaat over de rechters van de rechtbank die eerder op zijn beroep en verzet hebben geoordeeld. Gezien het patroon van procederen van de appellant, heeft de Afdeling geoordeeld dat er sprake is van misbruik van recht. Om deze reden is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.