ECLI:NL:RVS:2025:5072

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
202304597/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging persoonsgegevens in de basisregistratie personen door college van burgemeester en wethouders van Rucphen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) door het college van burgemeester en wethouders van Rucphen is afgewezen. Het college heeft op 7 januari 2020 het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens afgewezen, waarna het bezwaar van [appellant] ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] op 12 juni 2023 ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de amicus-curiaeprocedure toegepast, waarbij derden de gelegenheid kregen om schriftelijke opmerkingen te maken over de gevolgen van rectificatieverzoeken en de bewijstechnische problemen met buitenlandse documenten. De Afdeling heeft op 22 oktober 2025 geoordeeld dat de gegevens in het paspoort van [appellant] juist zijn en dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het paspoort geen betrekking heeft op [appellant]. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om de inschrijving van [appellant] in de brp te wijzigen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

202304597/1/A3.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rucphen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 12 juni 2023 in zaak nr. 22/2769 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen.
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2020 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brief van 24 oktober 2024 heeft de Afdeling partijen geïnformeerd over haar voornemen om met toepassing van artikel 8:12b van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) anderen dan partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijke opmerkingen te maken (hierna: amicus-curiaeprocedure). Daarvoor zijn concept-vragen en een concept-lijst met aan te schrijven organisaties opgesteld, waarop partijen hebben kunnen reageren tijdens een zitting op 4 februari 2025.
De Afdeling heeft vervolgens een ieder die geen partij is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de vragen. Daarnaast heeft de Afdeling dertien organisaties per brief gevraagd om schriftelijk te reageren op die vragen.
De Afdeling heeft 45 schriftelijke reacties ontvangen van zowel organisaties als natuurlijke personen (hierna: de meedenkers).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.L. Sett, advocaat in Vleuten, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.A.J.S. Lathouwers en J.L.M. van den Broek, zijn verschenen.
Van de meedenkers zijn namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) A.A.W. Trommelen, dr. J.F. Welfing en J. Kooij gehoord. Namens de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (hierna: NVVB) zijn N. Schoof, M. de Pagter en C. van Dam gehoord. Namens de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is E. Petray gehoord. Verder zijn verschenen R.W. van den Bos, mr. A. Kasiemkhan, mr. A. Aydogdu, M.C. Houtzager en mr. M.A.C. Reichwein.
Overwegingen
De amicus-curiaeprocedure en het vernieuwd beoordelingskader
1.       De Afdeling behandelt regelmatig zaken waarin rectificatieverzoeken op grond van artikel 2.58 van de Wet brp zijn geweigerd. In deze zaken hebben personen verzocht om wijziging van bijvoorbeeld hun naam of geboortedatum in de brp. De Afdeling krijgt op basis van de dossiers van de zaken die bij haar terecht komen onvoldoende zicht op de mogelijke gevolgen die toewijzing of afwijzing van een rectificatieverzoek kunnen hebben. Daarnaast ziet de Afdeling enkele terugkerende problemen bij het beoordelen van de buitenlandse (bron)documenten die ter onderbouwing van rectificatieverzoeken worden aangeleverd.
1.1.    De amicus-curiaeprocedure is in vier zaken, waaronder deze, toegepast om anderen dan partijen de gelegenheid te bieden om zaakoverstijgende inlichtingen te geven over zowel de mogelijke gevolgen van rectificatieverzoeken als de bewijstechnische problemen die buitenlandse (bron)documenten teweeg brengen. In de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:4980 (hierna: de overzichtsuitspraak), geeft de Afdeling uitgebreid uitleg over de toepassing van de amicus-curiaeprocedure. De vragen en reacties in de amicus-curiaeprocedure zijn te raadplegen via de website van de Raad van State. Deze zijn te vinden door te zoeken op het zaaknummer van de overzichtsuitspraak (nr. 202306817/1/A3). Daarnaast zijn de vragen en aangeschreven organisaties als bijlage I bij deze uitspraak gevoegd. In bijlage II is het wettelijk kader opgenomen.
1.2.    De Afdeling ziet aanleiding mede door de inbreng van de meedenkers in de amicus-curiaeprocedure het beoordelingskader voor rectificatieverzoeken op grond van artikel 2.58 van de Wet brp te vernieuwen. Dit komt erop neer dat de Afdeling het beoordelingskader zoals uiteengezet in de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, op enkele punten wijzigt of verduidelijkt. In de overzichtsuitspraak zet de Afdeling uiteen waarom en hoe het beoordelingskader voor rectificatieverzoeken op grond van de Wet brp wordt gewijzigd. De Afdeling zal het vernieuwd beoordelingskader in deze zaak van [appellant] niet herhalen, maar verwijst daarvoor naar de overzichtsuitspraak.
Inleiding op de zaak van [appellant]
2.       [appellant] staat in de brp ingeschreven als [naam 1] [appellant], geboren op [geboortedatum] 1982 in Shao Xing, China. Deze gegevens zijn ontleend aan de op 14 september 2000 door hem afgelegde verklaring onder ede. [appellant] heeft het college op 10 augustus 2019 verzocht zijn persoonsgegevens te wijzigen naar [naam 2], geboren op [geboortedatum] 1972 in Wencheng County, China. Hij heeft daarbij de volgende stukken overgelegd:
-         een kopie van een Nederlandse verblijfsvergunning, geldig tot 12 oktober 2020;
-         een kopie van een op 28 december 2018 door het Chinese consulaat-generaal in Milaan afgegeven Chinees paspoort met nummer [A];
-         een dubbel gelegaliseerde Chinese notariële verklaring van 20 mei 2019 met nummer [B] over de geboortegegevens;
-         een dubbel gelegaliseerde Chinese notariële verklaring van 20 mei 2019 met nummer [C] over de bijgevoegde kopie van het huishoudregistratieboekje (hierna: hukou) van de ouders;
-         een dubbel gelegaliseerde Chinese notariële verklaring van 20 mei 2019 met nummer [D] over de bijgevoegde kopie van een verklaring van het Public Security Bureau (hierna: PSB) over de geboortegegevens;
-         een kopie van een Chinese identiteitskaart van 31 december 1988 met een beëdigde vertaling;
-         een op 1 juli 1988 verstrekt schooldiploma met een beëdigde vertaling;
-         een verwantschapsonderzoek.
2.1.    Het college heeft het verzoek afgewezen omdat uit de verstrekte documenten niet volgt dat de door [appellant] gestelde identiteit aan hem toebehoort.
De uitspraak van de rechtbank
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het Chinese paspoort en de identiteitskaart weliswaar brondocumenten zijn, maar dat niet vaststaat dat behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van de documenten. Het op de identiteitskaart vermelde nummer komt niet overeen met het nummer uit de notariële verklaringen. Het is niet duidelijk dat [appellant] de op de identiteitskaart vermelde persoon is. Daarnaast is de afgifte van het paspoort gebaseerd op de identiteitskaart, waarvan de juistheid niet vaststaat. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gelegaliseerde Chinese notariële verklaringen in kopie zijn verstrekt en niet is gebleken dat de onderliggende stukken niet in originele vorm kunnen worden verstrekt. De notariële verklaringen en het schooldiploma zijn daarom geen brondocumenten, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
Het paspoort en de identiteitskaart
4.       [appellant] betoogt dat van de juistheid van het paspoort moet worden uitgegaan. Hij heeft de aanvraagprocedure voor het paspoort gevolgd die staat omschreven in het Algemeen Ambtsbericht China 2012, aldus [appellant].
4.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat het paspoort van 28 december 2018 en de identiteitskaart van 31 december 1988 brondocumenten zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp. Bureau Documenten heeft geen uitspraak gedaan over de inhoudelijke juistheid van de documenten. Zoals de Afdeling onder 7.3 en 7.4 van de overzichtsuitspraak heeft overwogen, geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. Als het college de gegevens uit een echt bevonden paspoort niet wil volgen, zal het aannemelijk moeten maken dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden of de gegevens onjuist zijn.
4.2.    [appellant] heeft verklaard dat hij zijn oude paspoort is kwijtgeraakt en hij daarom een nieuw paspoort heeft aangevraagd, dat vervolgens op 28 december 2018 is afgegeven. In het Algemeen Ambtsbericht China 2012 staat de procedure omschreven voor de aanvraag van een nieuw paspoort. Uit het ambtsbericht blijkt dat Chinese onderdanen die in het buitenland verblijven op basis van een kopie van het oorspronkelijke paspoort of een ander origineel document waaruit de Chinese nationaliteit en identiteit van de aanvrager blijkt, een nieuw paspoort kunnen krijgen. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2811, onder 5.12. [appellant] stelt dat hij het nieuw paspoort op basis van onder andere de identiteitskaart uit 1988 heeft verkregen. Hij heeft onderbouwd waarom het nummer van de identiteitskaart uit 1988 afwijkt van het persoonsnummer waarnaar op de notariële verklaringen en de kopie van de hukou wordt verwezen. Sinds 2004 wordt volgens [appellant] een ander nummersysteem gebruikt voor Chinese persoonsnummers en identiteitskaarten. [appellant] heeft dit met stukken onderbouwd en de overige verstrekte documenten zijn in overeenstemming met zijn uitleg over het nieuw nummersysteem. [appellant] heeft inzichtelijk gemaakt hoe de identiteitsnummers zijn opgebouwd en waarom deze van elkaar kunnen verschillen. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1863, onder 7.1. Het college heeft naast de afwijkende nummers niets aangevoerd waaruit volgt dat het onderzoek voorafgaand aan de afgifte van het paspoort onbehoorlijk is geweest. Zoals onder 9 van de overzichtsuitspraak is overwogen, geldt als uitgangspunt dat ervan uit wordt gegaan dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort ook behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanvrager van het paspoort. Het is daarom aan het college aannemelijk te maken waarom het paspoort geen betrekking heeft op [appellant], bijvoorbeeld door te wijzen op verschillen tussen uiterlijke kenmerken van [appellant] en foto’s die voorkomen op de overgelegde documenten. Dat heeft het college niet gedaan. Het betoog slaagt.
4.3.    De conclusie is dat buiten redelijke twijfel uit het paspoort volgt dat de gegevens juist zijn en betrekking hebben op [appellant]. De gegevens uit het paspoort moeten daarom in de brp worden gewijzigd. Omdat daarmee alle door [appellant] gewenste wijzigingen worden doorgevoerd, behoeven de overige aangeleverde documenten geen bespreking.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren en het besluit van 19 mei 2022 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
6.       De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 7 januari 2020 te herroepen. De juistheid van de in het paspoort van 28 december 2018 vermelde persoonsgegevens is buiten redelijke twijfel vast komen te staan. De Afdeling zal het college opdragen om de bestaande inschrijving binnen vier weken na verzending van deze uitspraak in de brp te wijzigen zoals hierna bepaald. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 12 juni 2023 in zaak nr. 22/2769;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rucphen van 19 mei 2022, kenmerk GW/BO;
V.       herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rucphen van 7 januari 2020, kenmerk AZ19/038268-D19/1100424;
VI.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Rucphen op om binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak de bestaande inschrijving van [appellant] te wijzigen in: [naam 2], geboren op [geboortedatum] 1972 in Wencheng, China;
VII.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rucphen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het in beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand;
IX.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rucphen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 458,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.C. Bus, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
1013-1013
BIJLAGE I
Organisaties die de Afdeling heeft aangeschreven:
•        Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND);
•        Bureau Documenten (BDOC);
•        Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten en ID-desks (ECID);
•        ministerie van Buitenlandse Zaken;
•        ministerie van Binnenlandse Zaken, in het bijzonder de Rijksdienst voor identiteitsgegevens (RvIG);
•        ministerie van Justitie en Veiligheid;
•        Stichting Pensioenfonds ABP (ABP);
•        Sociale Verzekeringsbank (SVB);
•        Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG);
•        Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB);
•        Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB);
•        Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO);
•        Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Vragen
De bewijsproblematiek
1.1     Welke (bewijsrechtelijke) problemen ondervinden burgers wanneer zij rectificatieverzoeken op grond van de brp doen?
1.2     Welke (bewijsrechtelijke)problemen ondervinden gemeenten wanneer burgers rectificatieverzoeken op grond van de brp doen?
1.3     Tegen welke knelpunten lopen BDOC en de Nederlandse consulaire vertegenwoordiging in het buitenland aan wanneer zij vervalsing en andere gebreken van documenten onderzoeken?
1.4     Zijn er landen waar identiteitsfraude en vervalsing van documenten vaak voorkomen? Welke gegevens zijn bekend over de betrouwbaarheid van paspoorten en notariële aktes uit het buitenland?
1.5    Is er informatie bekend over het onderzoek dat buitenlandse ambassades doen bij afgifte van een paspoort? Zijn er ambassades waarvan bekend is dat zij zonder behoorlijk onderzoek een paspoort afgeven?
In de zaken die de Afdeling voorgelegd krijgt, spelen vaak Chinese documenten een rol. Daarom stelt de Afdeling enkele vragen die specifiek over Chinese documenten gaan.
1.6     Wat is u bekend over de betrouwbaarheid van Chinese paspoorten? Kan er in de regel van worden uitgegaan dat een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voordat het paspoort werd verstrekt en dat de identiteit van de houder daarvan is geverifieerd?
1.7     Het is de Afdeling bekend dat er problemen zijn met het vaststellen van de authenticiteit van notariële aktes uit China. Wat is u bekend over de betrouwbaarheid van gewaarmerkte kopieën opgenomen in notariële aktes in China? Heeft de toetreding tot het apostilleverdrag hier invloed op?
1.8     Wordt bij de afgifte van documenten zoals omschreven in art. 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp in China onderzoek gedaan voorafgaande aan de afgifte van deze brondocumenten? Heeft de notaris in China een onderzoekplicht of de instantie van afgifte voorafgaande aan de afgifte een behoorlijk onderzoek heeft uitgevoerd?
De gevolgen van een rectificatieverzoek
2.1     Wat zijn de maatschappelijke en juridische gevolgen van een wijziging van de persoonsgegevens in de brp na lange tijd? Wat zijn de maatschappelijke en juridische gevolgen als een foute registratie van persoonsgegevens niet wordt gecorrigeerd?
2.2     Is er inhoudelijke afstemming tussen gemeenten over de behandeling van rectificatieverzoeken o.g.v. artikel 2.58 Wet brp? Bijvoorbeeld over de vraag aan welke eisen voldaan moet zijn om verzoeken te honoreren. Is er andere inhoudelijke afstemming tussen gemeenten over rectificatieverzoeken? Als dat niet het geval is: wat zijn de gevolgen daarvan? Ervaren gemeenten die coulanter omgaan met rectificatieverzoeken problemen? Ervaren gemeenten die strenger omgaan met rectificatieverzoeken problemen?
2.3     Indien er geen coördinatie tussen gemeenten is op dit vlak, wat zijn de gevolgen daarvan voor burgers?
2.4     Wat is er bekend over de foutmarge in de huidige brp: is er kennis over het aantal onjuiste registraties in de brp?
2.5     Als de gegevens in de brp worden gewijzigd kan dat gevolgen hebben voor eerder afgegeven documenten waarin de oude gegevens staan vermeld. Levert dat problemen op? Denk bijvoorbeeld aan problemen met diploma’s, of het rijbewijs, een eventueel huwelijk, of een kind dat is geboren en diens aktes.
2.6     Welke gevolgen voor het pensioen heeft een wijziging van de persoonsgegevens (lees: de leeftijd) in de brp na vele jaren? Kan een verzoeker financieel voordeel of nadeel hebben bij een dergelijke wijziging? Blijft premie/inleg behouden voor die persoon met andere identiteit?
2.7     Welke gevolgen voor de AOW of Kinderbijslag heeft een wijziging van de persoonsgegevens in de brp na vele jaren? Kan een verzoeker financieel voordeel of nadeel hebben bij een dergelijke wijziging?
Belangen van burgers
3.1     Wat zijn de gevolgen voor burgers als aan de verzoeken om identiteitswijziging geen gevolg wordt gegeven? De Afdeling verneemt graag over de gevolgen van feitelijke aard (bijvoorbeeld: ouders in het land van herkomst niet kunnen bezoeken) en van juridische aard (bijvoorbeeld erfrechtelijk).
3.2     Wat is uw beeld van de redenen waarom buitenlandse personen soms pas na decennia verzoeken om rectificatie van hun gegevens in de brp?
3.3     Is in dat verband de correctiemogelijkheid op basis van de ‘Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (RANOV-regeling)’ relevant?
3.4     Zijn er indicaties dat rectificatieverzoeken met oneigenlijke bedoelingen worden gedaan? Om welke gevallen gaat het dan?
BIJLAGE II
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
(…)
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a.       een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b.       een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c.       een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d.       een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e.       een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
(…)
Artikel 2.10
(…)
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
(…)
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
(…)
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:2
(…)
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
(…)
Artikel 8:12b
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die bij hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, anderen dan partijen in de gelegenheid stellen binnen een door het college te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen te maken.
2. De aankondiging hiervan geschiedt op een door het college te bepalen wijze.
3. Van het voornemen om toepassing te geven aan het eerste lid doet het college mededeling aan partijen. Het college kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent dat voornemen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de schriftelijke opmerkingen schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot die opmerkingen naar voren brengen. Het college kan deze termijn verlengen.
5. Het college kan degenen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen ter zitting te verschijnen teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.
6. Indien het college toepassing geeft aan het vijfde lid, wordt daarvan aan partijen mededeling gedaan in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56.