202304874/1/A3.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Deventer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 juni 2023 in zaak nr. 22/528 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Deventer.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de burgemeester een last onder dwangsom aan [appellant] opgelegd.
Bij besluit van 7 februari 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 7 april 2025 behandeld, waar [appellant], [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Ichoh, advocaat in Almelo, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De burgemeester heeft op 30 september 2021 een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. In deze rapportage van 20 september 2021 staat samengevat dat op 21 augustus 2021 in Deventer een jaarlijks voetbaltoernooi van Go Ahead Eagles plaatsvond. Aan het eind van de middag heeft op de Raalterweg in Deventer een confrontatie plaatsgevonden tussen de harde kern van PEC Zwolle en Go Ahead Eagles. Bij deze confrontatie was ook [appellant] betrokken, zoals blijkt uit filmpjes en foto’s waarop hij te zien is. In de bestuurlijke rapportage staat dat [appellant] meerdere antecedenten heeft op het gebied van openlijke geweldpleging. Daarnaast komt hij veelvuldig voor in de politiesystemen bij overlastmeldingen. Hij had vanwege zijn gedrag een landelijk stadionverbod tot 2 mei 2025.
Wat heeft de burgemeester besloten?
2. Volgens de burgemeester volgt uit de bestuurlijke rapportage dat [appellant] artikel 2:1 van de Algemeen plaatselijke verordening gemeente Deventer (hierna: de APV) heeft overtreden doordat hij op verschillende data en op verschillende locaties binnen de gemeente uitdagend gedrag heeft vertoond dan wel heeft gevochten. Hij heeft daardoor aanleiding gegeven tot ongeregeldheden. De burgemeester heeft daarom op grond van artikel 125 en 174 van de Gemeentewet in samenhang gelezen met afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) een last onder dwangsom aan [appellant] opgelegd. De last houdt in dat [appellant] artikel 2:1 van de APV niet mag overtreden. Als hij dat toch doet, verbeurt hij per overtreding € 2.500,00 met een maximum van € 10.000,00. Het doel van de last onder dwangsom is het voorkomen van herhaling van overtreding van artikel 2:1 van de APV en het voorkomen van aantasting van de openbare orde, het beteugelen van overlast en het bevorderen van de veiligheid. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester ongegrond verklaard en de rechtbank heeft dat besluit in stand gelaten. [appellant] is het daar niet mee eens.
Beoordeling van het hoger beroep
3. Deze zaak hangt samen met drie andere zaken waarin de burgemeester wegens dezelfde en/of vergelijkbare feiten een last onder dwangsom heeft opgelegd. De appellanten in die zaken werden bijgestaan door dezelfde advocaat die in alle zaken dezelfde gronden heeft aangevoerd. In haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:5007, heeft de Afdeling die gronden beoordeeld. Zij verwijst voor de beoordeling van de door [appellant] aangevoerde gronden daarom naar die uitspraak. Gelet daarop slaagt het hoger beroep van [appellant] niet. Invorderingsbeschikking van 10 juli 2024
4. Na de uitspraak van de rechtbank heeft [appellant] niet aan de last voldaan. De burgemeester heeft daarom op 10 juli 2024 een invorderingsbeschikking genomen. [appellant] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 5:39, eerste lid, van de Awb zal de Afdeling dit besluit meenemen in deze procedure in hoger beroep.
5. De burgemeester heeft van de politie een bestuurlijke rapportage van 10 juni 2024 ontvangen. In deze rapportage staat kort samengevat dat op 12 mei 2024 in Deventer de wedstrijd tussen Go Ahead Eagles en AZ plaatsvond. In de binnenstad van Deventer is het in de middag tot een confrontatie gekomen tussen supportersgroepen van beide verenigingen. Er werd fysiek geweld gebruikt en met goederen van omliggende terrassen gegooid. In de rapportage staat dat [appellant] daaraan heeft meegedaan. De burgemeester is naar aanleiding hiervan met zijn besluit van 10 juli 2024 overgegaan tot het invorderen van een dwangsom van € 2.500,00.
6. Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekende bestuurlijke rapportage, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van de rapportage weergeven. Als die bevindingen worden betwist, dan zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zulke twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
7. In het bezwaarschrift tegen het besluit van 10 juli 2024 staat dat [appellant] betwist dat hij heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of dat hij aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden. Hij kwam naar zijn zeggen alleen op de Brink aan, belandde daar in een hectische situatie waarbij meerdere AZ-supporters het gemunt hadden op een hem bekende plaatsgenoot. Hij heeft hem trachten te ontzetten en dat is ook gelukt. [appellant] stelt dat hij heeft gehandeld in een situatie waarin hulp aan een derde geboden was en doet een beroep op noodweer. Deze enkele betwisting van de bestuurlijke rapportage is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de burgemeester daar niet van uit mocht gaan.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. Het beroep tegen het besluit van 10 juli 2024 is ongegrond.
Proceskosten
9. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van de burgemeester van Deventer van 10 juli 2024, kenmerk 152370-2024, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
960