ECLI:NL:RVS:2025:5296
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- C.H. Bangma
- A.J.Q. Oskam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om dwangsom wegens niet tijdig beslissen door waterschap Aa en Maas
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2024. Het hoger beroep is ingesteld naar aanleiding van een besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas, dat op 14 juli 2023 het verzoek van [appellant] om toekenning van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen heeft afgewezen. [appellant] had het waterschap op 24 juni 2023 in gebreke gesteld, omdat er nog geen beslissing was genomen op zijn bezwaar. De ingebrekestelling werd op 29 juni 2023 door het waterschap ontvangen. Op 12 juli 2023 heeft het waterschap alsnog op het bezwaar van [appellant] beslist en dit besluit per e-mail aan hem verzonden. Omdat het waterschap vergat een beroepsclausule op te nemen, werd op 13 juli 2023 een nieuw besluit met beroepsclausule per e-mail verzonden.
De rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat het waterschap geen dwangsommen had verbeurd, omdat het binnen de termijn van twee weken na de ingebrekestelling had beslist. [appellant] was het niet eens met dit oordeel en stelde dat het besluit op bezwaar niet correct was bekendgemaakt, omdat het per e-mail was verzonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat een e-mail ook als besluit kan worden gekwalificeerd. De Afdeling concludeerde dat het waterschap tijdig had beslist en dat er geen dwangsommen waren verbeurd. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en het waterschap hoefde geen proceskosten te vergoeden.