ECLI:NL:RVS:2025:5346

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
202408082/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven na termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 21 november 2024 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] had op 25 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, na eerder op 22 mei 2020 een aanvraag voor een nabestaandenuitkering te hebben ingediend. De aanvraag van 25 juni 2021 werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) omdat deze buiten de wettelijke termijn van tien jaar was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat [appellant] sinds november 2019 op de hoogte was van het bestaan van het schadefonds en de aanvraag 19 maanden later indiende. In hoger beroep betoogde [appellant] dat zijn ernstige medische beperkingen de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet eerder in staat was de aanvraag in te dienen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202408082/1/A2.
Datum uitspraak: 5 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 november 2024 in zaak nr. 22/1792 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2021 heeft de CSG de aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2022 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.G.S. Pennino, advocaat in Heerlen, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 25 juni 2021 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds.
2.       In de aanvraag heeft [appellant] kenbaar gemaakt dat hij op 13 november 1995 slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, een schietpartij in Heerlen, waardoor hij fysiek en psychisch letsel heeft opgelopen.
3.       De broer van [appellant] is bij de schietpartij op 13 november 1995 om het leven gekomen. Eerder heeft [appellant], op 22 mei 2020, een aanvraag ingediend om een nabestaandenuitkering. Bij besluit van 10 augustus 2020 heeft de CSG deze uitkering toegekend. De CSG achtte de termijnoverschrijding voor indiening van die aanvraag verschoonbaar, omdat [appellant] pas sinds november 2019 op de hoogte is van het bestaan van het schadefonds. De aanvraag van 22 mei 2020 is zo spoedig mogelijk ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.
4.       De CSG heeft bij besluit van 22 november 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 juli 2022, de aanvraag van 25 juni 2021 van [appellant] afgewezen. [appellant] heeft de aanvraag niet binnen de gestelde wettelijke termijn van tien jaar ingediend. Volgens de CSG is deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Uitspraak van de rechtbank
5.       De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, omdat de te late indiening van de aanvraag niet verschoonbaar is. [appellant] heeft op 22 mei 2020 een aanvraag ingediend als nabestaande wegens het overlijden van zijn broer bij hetzelfde schietincident. In die aanvraag heeft [appellant] vermeld dat hij sinds november 2019 op de hoogte is van het bestaan van het schadefonds. Ook heeft hij toen dezelfde advocaat ingeschakeld. Omdat [appellant] 19 maanden heeft gewacht met het indienen van de aanvraag van 25 juni 2021, heeft hij deze aanvraag niet zo spoedig als redelijkerwijs van hem verlangd mocht worden ingediend. Dat [appellant] geen onderbouwing had voor het letsel dat hij opliep en dat het opvragen van medische informatie lang duurde, is geen geldige reden voor de termijnoverschrijding. Het had op de weg van [appellant] gelegen, zeker nu hij bijstand van een advocaat had, een pro forma aanvraag in te dienen die hij later kon aanvullen met medische gegevens.
Wet- en regelgeving
6.       In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven zoals die gold van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2024 (hierna: de Wsg), is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
7.       In artikel 7 van de Wsg is bepaald dat een aanvraag voor een uitkering moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag wordt niettemin behandeld, indien blijkt dat de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
8.       De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven, te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl).
9.       Volgens hoofdstuk B van de Beleidsbundel (versie 1 juli 2019) moet de aanvrager een geldige reden opgeven voor het feit dat hij de aanvraag niet binnen tien jaar heeft ingediend. Een voorbeeld van een geldige reden voor een te laat ingediende aanvraag kan bijvoorbeeld zijn: ernstige psychische klachten, het niet op de hoogte zijn van het bestaan van het schadefonds, het eerst willen afwachten van de strafzaak tegen de dader of een foutief gegeven advies van een juridisch deskundige. Als een slachtoffer een aanvraag te laat indient, maar wel op de hoogte is van het bestaan van het schadefonds (omdat de aanvrager al eerder een aanvraag voor een ander geweldsmisdrijf heeft ingediend), wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Uitzondering is mogelijk als kan worden onderbouwd dat het slachtoffer door lichamelijke of psychische klachten niet eerder in staat was de aanvraag in te dienen.
Hoger beroep
10.     [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat ernstige medische beperkingen maken dat de termijnoverschrijding van de aanvraag verschoonbaar is. Hij heeft een kogel in zijn hoofd en dat heeft zowel fysieke als mentale gevolgen. Hij heeft last van herbelevingen, grote concentratieproblemen en is vaak niet in staat coherent met derden, waaronder zijn gemachtigde, te communiceren.
11.     Ook heeft de rechtbank onvoldoende meegewogen dat niet in november 2019 maar op 26 maart 2021 de medische informatie voorhanden kwam die noodzakelijk is voor het indienen van een kansrijk verzoek om een uitkering uit het schadefonds. Als hij een pro forma verzoek had ingediend, had hij een termijn van vier tot zes weken gekregen en was zijn verzoek vervolgens buiten behandeling gesteld omdat hij binnen die termijn geen relevante stukken zou hebben kunnen indienen. [appellant] wijst in dit verband op de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 april 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ9966.
12.     [appellant] betoogt verder dat zijn aanvraag op 22 mei 2020 wel is gehonoreerd, ondanks dat deze aanvraag ook buiten de termijn is ingediend. Ter verkrijging van deze uitkering hoefde appellant slechts aannemelijk te maken dat zijn broer op 13 november 1995 door een geweldsmisdrijf om het leven is gekomen. Er was geen medische informatie vereist voor de verkrijging van deze uitkering.
Beoordeling van het hoger beroep
13.     Niet in geschil is dat [appellant] zijn aanvraag van 25 juni 2021 buiten de wettelijke termijn heeft ingediend en dat hij sinds november 2019 op de hoogte is van het bestaan van het schadefonds.
14.     Het uitgangspunt bij overschrijding van de wettelijke indieningstermijn van tien jaar is dat de aanvraag wordt afgewezen. Hiervoor geldt een uitzondering indien de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
15.     [appellant] heeft de aanvraag ingediend 19 maanden nadat hij zelf heeft verklaard op de hoogte te zijn van het bestaan van het schadefonds. De Afdeling is daarom van oordeel dat de aanvraag niet zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Ook heeft [appellant] zijn (nabestaanden)aanvraag geruime tijd eerder, op 22 mei 2020, ingediend en werd hij toen bijgestaan door dezelfde gemachtigde als in deze procedure. Hij heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij niet eerder in staat was de aanvraag van 25 juni 2021 in te dienen wegens fysieke en psychische klachten, als bedoeld in het onder 9 weergegeven beleid. [appellant] heeft zijn stelling dat hij daartoe niet eerder in staat was, niet onderbouwd met concrete gegevens.
16.     De verklaring van [appellant] dat voor de (nabestaanden)aanvraag van 22 mei 2020 geen medische informatie nodig was en dat het opvragen van medische informatie ter onderbouwing van zijn aanvraag van 25 juni 2021 veel tijd heeft gekost en hij daarom de aanvraag niet eerder heeft ingediend, is geen geldige reden voor de te late indiening. [appellant] had destijds ook een aanvraag om een uitkering voor zijn eigen letsel kunnen indienen, die hij in een later stadium nader had kunnen onderbouwen. De veronderstelling dat de CSG zijn aanvraag buiten behandeling zou hebben gesteld, komt voor zijn rekening. Overigens heeft de CSG ter zitting van de Afdeling gewezen op paragraaf 1.2.3 van de Beleidsbundel, waarin staat dat de CSG ernstig (psychisch) letsel kan veronderstellen bij geweldsmisdrijven zoals onder meer bedreiging met vuurwapens. De CSG heeft toegelicht dat zij, bij een verschoonbare termijnoverschrijding, zonder overgelegde medische informatie uit zou gaan van letsel bij [appellant] in letselcategorie 2 (als bedoeld in hoofdstuk 2A van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl)).
17.     De door [appellant] aangehaalde uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 april 2013 leidt niet tot een ander oordeel. De wetswijziging van 1 juli 2016, waarbij de indieningstermijn is verlengd van 3 jaar naar 10 jaar, was in dat geval nog niet van toepassing. Dat geldt ook voor het beleid van de CSG, zoals weergegeven onder 9.
18.     Het betoog slaagt niet.
Conclusie
19.     Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
20.     De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Schuurman, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025
1100