ECLI:NL:RVS:2025:5395
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 9 september 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 19 juni 2025 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld en dat er geen aanleiding was om de aanvraag te honoreren. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 november 2025 en is openbaar uitgesproken.