ECLI:NL:RVS:2025:5760

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
202300892/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Waalwijk, Sint-Clemenskerk met betrekking tot bouw van wooneenheden en zorgwoningen

Op 26 november 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Waalwijk, Sint-Clemenskerk". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Waalwijk op 15 december 2022, maakt de bouw van maximaal 83 wooneenheden mogelijk, waaronder 46 zorgwoningen en 37 appartementen. De Sint-Clemenskerk, een rijksmonument, is sinds 2019 niet meer in gebruik. De initiatiefnemer, eigenaar van de kerk en het kerkplein, heeft plannen voor de verbouwing van de kerk en de bouw van nieuwe woongebouwen. Tegen het bestemmingsplan hebben vier appellanten beroep ingesteld, vrezend voor aantasting van hun woon- en leefklimaat.

De Afdeling heeft in deze tussenuitspraak geconstateerd dat het wijzigingsbesluit van 26 oktober 2023 in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het rechtszekerheidsbeginsel. De raad is opgedragen om binnen 20 weken de geconstateerde gebreken te herstellen. De appellanten hebben onder andere betoogd dat er onvoldoende parkeergelegenheid is en dat de verkeersdruk niet adequaat is onderzocht. De Afdeling heeft de raad opgedragen om de parkeernormen en de definitie van "eigen terrein" in de planregels te verduidelijken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige voorbereiding en de noodzaak om de belangen van omwonenden in acht te nemen.

Uitspraak

202300892/1/R2.
Datum uitspraak: 26 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1],
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 3]),
4.       [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 4]),
allen wonend in Waalwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waalwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Waalwijk, Sint-Clemenskerk" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
Bij besluit van 26 oktober 2023 (hierna: het wijzigingsbesluit) heeft de raad het besluit van 15 december 2022 gewijzigd.
[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de initiatiefnemer hebben hun zienswijzen daarover naar voren gebracht.
De initiatiefnemer heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad, [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de initiatiefnemer hebben nadere stukken ingediend.
[appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 29 november 2024, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. drs. C.R. Jansen, [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 3], bijgestaan door mr. S. Oord, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat in Nijmegen, vergezeld door drs. L.A.F. Vorster, zijn verschenen. Verder is ter zitting Chopin Projects B.V. (hierna: de initiatiefnemer), vertegenwoordigd door mr. A.J. Coppelmans, advocaat in Tilburg, vergezeld door [personen] van Bureau Buiten-Ruimte, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inleiding
3.       De Sint-Clemenskerk in Waalwijk (hierna: de kerk), een rijksmonument, is sinds 2019 niet meer als zodanig in gebruik. Het plan maakt de bouw van in totaal maximaal 83 wooneenheden mogelijk in en rond de kerk, waarvan maximaal 46 zorgwoningen en maximaal 37 woningen (hierna: appartementen).
Het plangebied ligt in de woonwijk Baardwijk, tussen de Loeffstraat, een scoutingterrein aan die straat, de Pastoor van der Zijlestraat en de waterloop langs het Sint Clemenspad in Waalwijk. De kerk en het kerkplein maken deel uit van het plangebied.
4.       De initiatiefnemer is eigenaar van de gronden van de kerk en van het kerkplein. Hij wil voor de realisatie van de appartementen en zorgwoningen de kerk inpandig verbouwen, de pastorie slopen voor vervangende nieuwbouw, en twee nieuwe woongebouwen rond de tuin van de kerk bouwen, namelijk "De Refter" met appartementen, en het "Kapittelhuis" met zorgwoningen.
5.       [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wonen aan de Loeffstraat. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door het plan.
Wijzigingsbesluit
6.       Naar aanleiding van de beroepschriften en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1598, die tussen [appellant sub 1] en de raad is gewezen, heeft de raad het plan gewijzigd bij het besluit van 26 oktober 2023. Het plan is daarbij integraal opnieuw vastgesteld.
7.       De beroepen die tegen het oorspronkelijke besluit van 15 december 2022 zijn ingesteld, hebben op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege ook betrekking op het wijzigingsbesluit van 26 oktober 2023. De Afdeling zal eerst de tegen het wijzigingsbesluit ingestelde beroepen beoordelen. In de einduitspraak zal zij bezien of er nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen tegen het besluit van 15 december 2022.
Verkeer
7.1.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat er geen verkeersonderzoek is uitgevoerd en dat het rapport hierover ontbreekt. Volgens hen kunnen de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat de forse verkeerstoename en -druk als gevolg van het plan niet verwerken.
Volgens hen zal de beoogde vermindering van de verkeersintensiteit op de Loeffstraat die bij de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat-West (hierna: GOL-West) is genoemd, van 4.400 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) in 2010 naar 2.800 mvt/etm in 2026, niet worden gehaald bij realisatie van het plan.
[appellant sub 3] voert ook aan dat de raad alleen rekening heeft gehouden met het etmaalgemiddelde, terwijl vooral de piekmomenten een probleem vormen en dat te hard wordt gereden op de Loeffstraat.
7.2.    Het verkeer van en naar het plangebied zal vooral gebruik maken van de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat, die een éénrichtingsweg zal worden. Dit zijn volgens de plantoelichting erftoegangswegen die op basis van de principes van Duurzaam Veilig van het CROW tot maximaal 6.000 mvt/etm kunnen verwerken. Volgens de plantoelichting volgt uit de Brabant Brede Model Aanpak van de Provincie Noord-Brabant (hierna: verkeersmodel BBMA) dat de Loeffstraat in 2030 een verkeersintensiteit heeft van 1.900 mvt/etm. Uit dit model kan volgens de plantoelichting worden afgeleid dat de Pastoor van der Zijlestraat een verkeersintensiteit heeft van minder dan 500 mvt/etm. Aan de hand van CROW-publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (nr. 381) heeft de raad berekend dat het plan in totaal 319 mvt/etm genereert en op werkdagen in totaal zo’n 354 mvt/etm, wat neerkomt op ongeveer 6% van de totale capaciteit. Op basis van deze gegevens is in de plantoelichting geconcludeerd dat er voldoende restcapaciteit op de erftoegangswegen is om de verkeersgeneratie van de ontwikkeling op te kunnen vangen en dat het aspect verkeer de ontwikkeling niet in de weg staat.
7.3.    Het standpunt van de raad over de verkeersintensiteit is gebaseerd op het verkeersmodel BBMA, dat regelmatig wordt geactualiseerd. Het betoog geeft geen aanknopingspunten voor twijfel hieraan. Evenmin is er aanleiding voor twijfel aan de door de raad berekende verkeersgeneratie van het plan. Uit de gegevens van de raad volgt dat de verkeersintensiteit na realisatie van de ontwikkeling in 2030 op de Loeffstraat naar verwachting maximaal 2.254 mvt/etm zal bedragen en op de Pastoor van der Zijlestraat maximaal 854 mvt/etm. Dit is ruim onder de door de raad gestelde, en onbestreden, verwerkingscapaciteit van deze wegen van maximaal 6.000 mvt/etm. Anders dan is betoogd, wordt het streefgetal voor het terugbrengen van de verkeersintensiteit op de Loeffstraat naar zo’n 2.800 mvt/etm in 2026 daarmee gehaald.
7.4.    De initiatiefnemer heeft gesteld dat voor de piekmomenten als vuistregel 10% van de etmaalwaarde wordt toegepast. Dit is niet weersproken en deze vuistregel is ook niet ongebruikelijk. Dit betekent een verkeersgeneratie op de betrokken erftoegangswegen van 31 mvt en op werkdagen van 35 mvt. Dit zijn betrekkelijk geringe aantallen en de verkeersintensiteit blijft hiermee nog ruim onder de verkeerscapaciteit. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat op de piekmomenten onaanvaardbare verkeersgevolgen zullen ontstaan.
7.5.    De raad kon op basis van de hiervoor vermelde gegevens een voldoende gemotiveerd standpunt innemen over de verkeersgevolgen van het plan, zodat geen onderzoeksrapport nodig was. De raad heeft zich op basis van die gegevens op het standpunt kunnen stellen dat de betrokken erftoegangswegen de verkeersgeneratie van het plan kunnen opvangen en dat het aspect verkeer de ontwikkeling niet in de weg staat. Snelheidsovertredingen maken dit niet anders. Dit is een kwestie van handhaving.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
8.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in de planregels moet worden verankerd dat voldaan moet worden aan de parkeernormen van de gemeente. Volgens hen heeft de raad maar 3 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien, waarmee niet is voldaan aan de parkeerbehoefte, mede gelet op de CROW-normen. Onder verwijzing naar de door hen ingediende notitie van VAGN van 17 juli 2024 voeren zij aan dat de parkeerbehoefte voor het plan 118 parkeerplaatsen bedraagt. VAGN is uitgegaan van de ligging van het plangebied in "rest bebouwde kom", de stedelijkheidsgraad "matig stedelijk gebied" en de parkeernorm van 1,8 pp/woning voor de 37 appartementen. VAGN heeft de parkeerbehoefte voor de 46 zorgwoningen berekend op basis van het kencijfer van 1,1 pp/woning. Daarbij is VAGN uitgegaan van het gemiddelde van de kencijfers, hier in de bandbreedte van 0,9 tot 1,3, voor een aanleunwoning / serviceflat in matig stedelijk gebied en rest bebouwde kom van de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Van parkeerkencijfers naar parkeernormen".
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat binnen het plangebied minimaal 229 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte voor het plan, van 194 parkeerplaatsen, en in de bestaande parkeerbehoefte en daarbij rekening wordt gehouden met een maximale bezettingsgraad van 85%.
Nieuwe beroepsgrond?
9.       De raad stelt dat de Afdeling het betoog over de parkeerbehoefte en de notitie van VAGN niet in de beoordeling mag betrekken, omdat dit een nieuwe beroepsgrond is die al eerder tegen het oorspronkelijke besluit had kunnen worden aangevoerd. De raad verwijst naar de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter van 26 april 2023, waarin is overwogen dat niet in geschil is dat in totaal 95 parkeerplaatsen in het exploitatiegebied moeten worden gerealiseerd. Daarbij merkt de raad op dat zijn standpunt over de parkeerbehoefte niet is gewijzigd in het wijzigingsbesluit.
9.1.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben in hun beroepschriften tegen het oorspronkelijke besluit al aangevoerd dat het plan niet voldoet aan het aantal vereiste parkeerplaatsen volgens de CROW-normen. In de notitie van VAGN is de parkeerbehoefte alsnog aan de hand van die normen berekend. Daarmee wordt dus voortgeborduurd op het eerdere betoog hierover. Het betoog over de parkeerbehoefte is dus geen nieuwe beroepsgrond, zodat er geen aanleiding is om dit betoog en de notitie van VAGN buiten beschouwing te laten. Het oordeel van de voorzieningenrechter van 26 april 2023 maakt dit niet anders, omdat het een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
Toetsingskader parkeren
9.2.    De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan te beoordelen of het plan wat betreft het aspect parkeren een goede ruimtelijke ordening betreft. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte, dat wil zeggen het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de in het plan voorziene ontwikkeling, moet de raad uitgaan van een representatieve invulling van wat op grond van het plan maximaal mogelijk is. Alhoewel het plan geen oplossing hoeft te bieden voor een bestaand parkeertekort (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3055), moet wel blijken dat in de parkeerbehoefte kan worden voorzien en dat de bestaande parkeerdruk niet toeneemt. In dit geval verdwijnen parkeerplaatsen door het plan. Bij de berekening van de parkeerbehoefte moet de raad dan ook met de compensatie van die parkeerplaatsen rekening houden.
Borging parkeren in planregels
9.3.    De raad stelt in reactie op het betoog over de verankering van de gemeentelijke parkeernormen in het plan, dat in artikel 11.1, onder a, van de planregels is geborgd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
9.4.    Artikel 11.1, onder a, van de planregels luidt als volgt:
"Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
1. Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging."
9.5.    Artikel 11.1, onder a, onder 1, van de planregels bevat alleen een algemene verwijzing naar "een gemeentelijke parkeernota". Naar het oordeel van de Afdeling is dit onvoldoende duidelijk en rechtsonzeker. Uit de bepaling blijkt niet om welke parkeernota het gaat. Op de zitting is gebleken dat de raad de "Nota Parkeernormen Waalwijk 2015" heeft bedoeld. Die parkeernota is wel specifiek genoemd in artikel 11.2, aanhef en onder b, onder 2, van de planregels, maar deze bepaling heeft alleen betrekking op een uitzondering. Omdat artikel 11.1, onder a, onder 1, van de planregels niet in overeenstemming is met de bedoeling van de raad, is het plan in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.
9.6.    De Afdeling gaat hier verder uit van de door de raad bedoelde  lezing van artikel 11.1, onder a, van de planregels, dat de "Nota Parkeernormen Waalwijk 2015" (hierna: de parkeernota) van toepassing is.
Parkeerbehoefte
9.7.    De raad heeft de parkeernota toegepast voor de berekening van de parkeerbehoefte van het plan. Verder zijn de berekeningen van de raad gebaseerd op de "Memo parkeren Clemensstaete Waalwijk" van Geo Infra B.V. van 11 oktober 2022 en het "Parkeeronderzoek Clemensstaete" van Bureau Buiten-Ruimte van 5 oktober 2022 (opgenomen als bijlage 2 bij de plantoelichting, hierna gezamenlijk: de parkeermemo). Daarnaast heeft de raad verwezen naar het rapport "Parkeeronderzoek Clemensstaete Waalwijk" van Groen Licht Verkeersadviezen van juli 2023 (opgenomen als bijlage 3 bij de plantoelichting, hierna: het parkeeronderzoek), met de resultaten van het onderzoek naar de parkeerdruk en de restcapaciteit in het openbaar gebied. Ook heeft de raad de notitie van 11 november 2024 betrokken, die een reactie bevat van Bureau Buiten-Ruimte op de notitie van VAGN.
9.8.    De raad heeft voor 37 appartementen de parkeernorm van 1,8 parkeerplaats, voor 8 zorgwoningen de parkeernorm van 0,7 en voor de overige 38 zorgwoningen de parkeernorm van 0,4 gehanteerd, zodat de normatieve parkeerbehoefte voor het plan volgens de raad in totaal 87,4 parkeerplaatsen bedraagt ((37 x 1,8) + (38 x 0,4)+(8x 0,7)). Dit heeft de raad bijgesteld naar 84, door rekening te houden met dubbelgebruik. Daarnaast heeft de raad 3 bestaande openbare parkeerplaatsen, die volgens het parkeeronderzoek beschikbaar zijn op het maatgevende moment bij een maximale bezettingsgraad van 85%, aan de ontwikkeling toegerekend. Verder heeft hij rekening gehouden met de compensatie van 14 verwijderde openbare parkeerplaatsen van het kerkplein. De raad heeft geconcludeerd dat in totaal 95 nieuwe parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd (84-3+14).
9.9.    Het standpunt van de raad dat de normatieve parkeerbehoefte voor de 37 appartementen 66,6 parkeerplaatsen bedraagt, uitgaande van de  parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen van een middelduur koopappartement, is niet in geschil.
9.10.  Partijen zijn verdeeld over de parkeerbehoefte voor de 46 zorgwoningen. Uit de omschrijving in artikel 1.83 van de planregels van het begrip "zorgwoning" volgt dat zorgwoningen zijn bedoeld voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Volgens de plantoelichting wordt met de zorgwoningen gedoeld op personen met een 4VV zorgindicatie. Dit is op grond van bijlage A bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg een indicatie voor beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging.
9.11.  De parkeernota bevat geen parkeernorm voor zorgwoningen. Uit de systematiek van de parkeernota volgt dat in zo’n situatie wordt bekeken welke functie het best aansluit.
De raad heeft voor 8 zorgwoningen, tweepersoons-appartementen bestemd voor de zorgbehoevende met partner, gerekend met 0,7 parkeerplaats per zorgwoning. Gelet op de hiervoor omschreven doelgroep van de zorgwoningen heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling aansluiting kunnen zoeken bij de parkeernorm van 0,7 per wooneenheid voor een verpleeghuis van de parkeernota. Daarbij is van belang dat de parkeernormen van de parkeernota zijn gebaseerd op de plaatselijke omstandigheden en het plaatselijk parkeerbeleid. De raad heeft de toepassing van de parkeernorm van 0,7 voor 8 zorgwoningen voldoende gemotiveerd.
9.12.  De notitie van VAGN geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Hieruit blijkt niet waarom de raad de parkeernorm van 0,7 niet mocht toepassen en de berekening van de raad op dit punt onjuist is.
VAGN heeft een andere, zelfstandige berekening van de parkeerbehoefte voor zorgwoningen gemaakt. Daarin is VAGN uitgegaan van de parkeernorm van 1,1, het gemiddelde van de parkeerkencijfers van CROW-publicatie 381 voor een aanleunwoning / serviceflat. Deze is in die publicatie omschreven als een zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen. Aangezien het plan doelt op de realisatie van woningen voor een andere doelgroep, namelijk zorgbehoevenden die intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging nodig hebben, doet de door VAGN gehanteerde parkeernorm van 1,1 niet af aan die van 0,7 die de raad heeft toegepast.
9.13.  Voor 38 zorgwoningen heeft de raad een parkeernorm van 0,4 per wooneenheid gehanteerd. De Afdeling kan niet goed volgen waarom de raad een lagere parkeernorm heeft toegepast dan die van 0,7 per wooneenheid voor een verpleeghuis van de parkeernota. Volgens de plantoelichting is de parkeernorm van 0,4 gebaseerd op maatwerk, waarbij rekening is gehouden met de bezoekers en het personeel en niet met de bewoners, omdat zij gelet op hun zorgindicatie geen rijbewijs of auto hebben. De raad heeft dit laatste echter niet aannemelijk gemaakt en het kan ook niet uit de planregels, zoals de begripsomschrijving van "zorgwoning" in artikel 1.83, noch uit de zorgindicatie waarop de raad doelt, worden afgeleid. De raad heeft op de zitting verwezen naar de hardheidsclausule die in artikel 6.3 van de parkeernota is opgenomen. Deze geeft het college de algemene bevoegdheid om bij besluit van de parkeereis af te wijken, maar ook daarmee heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat een parkeernorm van 0,4 per wooneenheid voor de zorgwoningen volstaat. Ter vergelijking wijst de Afdeling op CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie", waarop de parkeernormen van de parkeernota mede zijn gebaseerd. Daarin is voor een verpleeg- en verzorgingstehuis een parkeernorm van minimaal 0,5 opgenomen, inclusief personeel en een aandeel van 60% voor bezoekers.
De Afdeling concludeert dat de berekening van de parkeerbehoefte voor 38 zorgwoningen niet op een deugdelijke motivering berust.
Het betoog slaagt in zoverre.
Invulling parkeerbehoefte
10.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 4] betogen dat de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein moet worden ingevuld en niet ten koste mag gaan van de openbare ruimte. Volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 4] kan de initiatiefnemer niet vrij over het kerkplein beschikken omdat het door verjaring een openbaar karakter heeft gekregen. Zij stellen dat de raad maar in 3 parkeerplaatsen op eigen terrein heeft voorzien en dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden om parkeerplaatsen in de openbare ruimte aan de ontwikkeling toe te kunnen wijzen, gelet op de notitie van VAGN waaruit blijkt dat de bezettingsgraad ruim 111% is.
10.1.  Op grond van artikel 11.2 van de planregels hoeft de parkeerbehoefte niet volledig op eigen terrein te worden ingevuld. Onder voorwaarden kan dit ook in de openbare ruimte. De aanvrager van de omgevingsvergunning moet inzichtelijk maken dat de parkeereis redelijkerwijs niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd en dat de gemeten parkeerdruk binnen de loopafstanden van de ontwikkeling in het openbare gebied lager is dan 85%. Als hieraan is voldaan, mogen de parkeerplaatsen vanaf de gemeten parkeerdruk tot 85% van de parkeercapaciteit aan de ontwikkeling worden toebedeeld.
10.2.  In de situatietekening van 23 augustus 2023, die als bijlage 5 bij de plantoelichting is opgenomen, zijn 45 nieuwe parkeerplaatsen op het kerkplein ingetekend en op de Pastoor van der Zijlestraat 53 nieuwe parkeerplaatsen. Volgens de raad behoort het kerkplein tot het eigen terrein. De Afdeling leidt uit het betoog af dat dit in geschil is. Dit roept de vraag op wat onder "eigen terrein" wordt verstaan.
Begrip eigen terrein
10.3.  Zoals ter zitting aan de orde is gesteld, wijzen de planregels en plantoelichting voor de uitleg van het begrip "eigen terrein" in verschillende richtingen. Uit artikel 11.1, onder a en onder c, en artikel 11.2, aanhef en onder b, van de planregels kan worden afgeleid dat hieronder wordt verstaan, ruimte voor het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Op grond van artikel 1.24 van de planregels is op een bouwperceel een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing toegelaten.
Uit artikel 11.2, aanhef en onder a, van de planregels kan worden afgeleid dat hieronder wordt verstaan, ruimte voor het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort.
Dit laatste sluit aan op de plantoelichting, waarin wordt verwezen naar de begripsomschrijving van "parkeerplaats op eigen terrein" van de parkeernota, namelijk: "Ruimte voor het parkeren of stallen van auto’s in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder (deel van het) het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan." Uit de als bijlage 4 bij de plantoelichting opgenomen "Memo: parkeren eigen terrein plan Clemensstaete" van 21 augustus 2023 (hierna: de nadere parkeermemo) en de toelichting van de raad op de zitting leidt de Afdeling af dat dit laatste ook de bedoeling is.
Omdat de planregels en plantoelichting voor de uitleg van het begrip "eigen terrein" in verschillende richtingen wijzen en gebleken is dat de teksten van de artikelen 11.1, onder a en c, en 11.2, aanhef en onder b, van de planregels niet aansluiten op de bedoeling van de raad, is het plan in zoverre rechtsonzeker en niet zorgvuldig voorbereid.
10.4.  De Afdeling gaat voor de uitleg van "parkeerplaats op eigen terrein" verder uit van de begripsomschrijving van de parkeernota, op basis van de plantoelichting en de toelichting van de raad op de zitting.
10.5.  Het kerkplein is in eigendom van de initiatiefnemer. De gronden van het kerkplein zijn onbebouwd en horen bij de kerk. In het plan is aan de gronden de bestemming "Verkeer - Verblijf" toegekend, voor het realiseren van onder meer parkeervoorzieningen voor de ontwikkeling. De gronden zijn dus een ruimte voor het parkeren of stallen van auto’s op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Dit gebruik past binnen het geldende bestemmingsplan. De raad heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de 45 parkeerplaatsen die op de gronden van het kerkplein zijn beoogd, parkeerplaatsen op eigen terrein zijn. Er zijn dus niet 3 maar 45 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien.
Privaatrechtelijke belemmering?
10.6.  De Afdeling begrijpt uit het betoog van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 4] over verjaring, dat een beroep wordt gedaan op een zogenoemde privaatrechtelijke belemmering. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.
10.7.  Partijen zijn het erover eens dat het kerkplein door verjaring een openbaar karakter heeft gekregen. De raad heeft gesteld dat het kerkplein deels aan de openbaarheid zal worden onttrokken om de parkeerplaatsen voor de ontwikkeling te kunnen realiseren en dat het voornemen hiervoor is opgenomen in het raadsvoorstel voor het besluit van 15 december 2022. Op de zitting heeft de raad opgemerkt dat het besluit hierover zal worden genomen als het plan onherroepelijk is.
Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onttrekken van een deel van het kerkplein aan de openbaarheid op voorhand is uitgesloten en het plan daarom op voorhand onuitvoerbaar is. Daarbij komt dat de initiatiefnemer met de gemeente is overeengekomen dat het kerkplein opnieuw zal worden ingericht en dat de 14 bestaande openbare parkeerplekken van het kerkplein zullen worden verplaatst naar de openbare ruimte met een verkeersbestemming aan de Pastoor van der Zijlestraat. Niet is gebleken van zo’n duidelijke privaatrechtelijke belemmering dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is. De raad mocht er daarom rekening mee houden dat 45 parkeerplaatsen op het kerkplein kunnen worden gerealiseerd. De stelling van [appellant sub 1] op de zitting dat dit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening wordt dus niet gevolgd.
Parkeerdruk
10.8.  Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de nadere parkeermemo, opgenomen in bijlage 4 bij de plantoelichting, dat de parkeereis redelijkerwijs niet volledig op eigen terrein kan worden gerealiseerd.
10.9.  Bureau Buiten-Ruimte heeft in september en oktober 2022 parkeerdrukmetingen uitgevoerd rondom de kerk. In het rapport "Parkeeronderzoek Clemensstaete", opgenomen in bijlage 2 bij de plantoelichting, heeft Bureau Buiten-Ruimte geconcludeerd dat de hoogst gemeten bezettingsgraad in het onderzoeksgebied 83% is op zaterdagmiddag. Er zijn toen 17 vrije parkeerplaatsen waargenomen.
In het rapport "Parkeeronderzoek Clemensstaete Waalwijk" van juli 2023, opgenomen in bijlage 3 bij de plantoelichting, heeft Eureka Vastgoed geconcludeerd dat de hoogste bezettingsgraad in het onderzoeksgebied 82% is in de nacht van dinsdag op woensdag. Er zijn toen ook 17 vrije parkeerplaatsen waargenomen. Tot aan de maximaal toelaatbare bezettingsgraad van 85% waren nog 3 parkeerplaatsen beschikbaar. Zoals hiervoor onder 9.8 is overwogen, heeft de raad deze aan de ontwikkeling toebedeeld.
10.10. De notitie van VAGN biedt geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de parkeeronderzoeken van Bureau Buiten-Ruimte en Eureka Vastgoed. Ook de conclusie van VAGN dat de  theoretische bezettingsgraad ruim 111% is, geeft geen aanleiding hiertoe. Die conclusie is gebaseerd op de berekening van VAGN dat er in totaal 194 parkeerplaatsen nodig zijn. Zoals volgt uit het voorgaande onder 9.12, wordt de berekening van VAGN van de parkeerbehoefte voor de zorgwoningen niet gevolgd, onder meer omdat die berekening uitgaat van een andere doelgroep dan die waarop het plan betrekking heeft.
10.11. De stelling van [appellant sub 2] bij nader stuk van 15 november 2024, dat in het parkeeronderzoek van Eureka Vastgoed van juli 2023 onvoldoende rekening is gehouden met alle gebruikers van verenigingsgebouw "de Ouwe Toren" en dat het daarom aannemelijk is dat in dit onderzoek de piekbelastingen onvoldoende in kaart zijn gebracht, geeft zonder nadere onderbouwing van deze stelling ook onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het parkeeronderzoek van Eureka Vastgoed.
Dit laatste geldt ook voor de stelling van [appellant sub 2] dat de zaterdagavond niet maatgevend is. In het rapport van Eureka Vastgoed van juli 2023 is uitgegaan van de nacht van dinsdag op woensdag als maatgevend moment. Er zijn toen evenveel vrije parkeerplaatsen waargenomen als in het eerdere onderzoek met een ander maatgevend moment.
10.12. Omdat de raad inzichtelijk heeft gemaakt dat de parkeereis redelijkerwijs niet volledig op eigen terrein kan worden gerealiseerd en, met de parkeeronderzoeken van Bureau Buiten-Ruimte en Eureka Vastgoed, inzichtelijk heeft gemaakt dat de gemeten parkeerdruk in de openbare ruimte lager was dan 85% met nog 3 beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot die bezettingsgraad, heeft de raad deze 3 parkeerplaatsen aan de ontwikkeling kunnen toerekenen.
10.13. De Afdeling komt niet toe aan beoordeling van het door [appellant sub 2] ingediende advies van B&RO van 11 november 2024, waarin een alternatief parkeervoorstel en lagere kostenraming is opgenomen. Dit stuk is ruim na de vaststelling van het plan ingediend en de raad kon hier bij de besluitvorming dus geen rekening mee houden. De discussie over andere parkeervoorstellen en kostenramingen kan zo nodig in de procedure over de omgevingsvergunning plaatsvinden.
10.14. Gelet op wat de Afdeling onder 10.3 heeft overwogen over de onduidelijkheid van het begrip "eigen terrein", slaagt het betoog dat niet duidelijk is op welke wijze invulling wordt gegeven aan de parkeeropgave in zoverre.
Uitritten
11.     De stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] dat het gebruik van hun in- en uitritten onmogelijk wordt bij realisatie van het plan volgt de Afdeling niet. Op de situatietekening van 23 augustus 2023, bijlage 5 bij de plantoelichting, zijn de in-/uitritten met de draaicirkels bij hun woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] weergegeven. Daaruit volgt niet dat de in- en uitritten worden belemmerd als gevolg van de ontwikkeling.
12.     [appellant sub 1] heeft ook de aanleg van een in- en uitrit aan de [locatie 3] aan de orde gesteld omdat deze volgens hem ten koste gaat van parkeerplaatsen.
Deze locatie ligt buiten het plangebied en in het plan is ook niet bepaald dat hier een in- en uitrit moet komen. De raad heeft hierover opgemerkt dat er nog varianten moeten worden uitgewerkt. Deze in- en uitrit kan daarom niet bij de beoordeling van het plan worden betrokken.
13.     Het betoog slaagt niet.
Groen
14.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het plan het openbaar groen in de omgeving op onaanvaardbare wijze aantast, omdat er veel bomen worden gekapt voor de realisatie van het plan, compensatie hiervan niet is gegarandeerd in het plan en omdat er minder groen terugkomt in het plangebied en de aangrenzende groenzones. Volgens [appellant sub 3] wordt daarom niet voldaan aan de groennorm van de groenbeleidsvisie van de gemeente Waalwijk "Groen Leeft" (hierna: de Groenbeleidsvisie), dat minimaal 10% meer grondgebonden openbaar groen moet worden aangelegd dan voor de ontwikkeling aanwezig was. Volgens hem heeft de raad niet gemotiveerd waarom in dit geval niet aan de Groenbeleidsvisie hoeft te worden voldaan. [appellant sub 4] voert verder aan dat het verwijderen van bomen aan de Pastoor van der Zijlestraat voor het realiseren van parkeerplaatsen ook in strijd is met de Groenbeleidsvisie, omdat daarin juist het behoud van bomen wordt benadrukt.
14.1.  In de bestaande situatie zijn er volgens de plantoelichting aan de Pastoor van der Zijlestraat en op het kerkplein bomen en plantvakken. Het groenplan voor de nieuwe situatie is in de bijlage bij de planregels opgenomen. Volgens de plantoelichting wordt met het groenplan voldaan aan de Groenbeleidsvisie.
Op de zitting heeft de raad gewezen op de bomeneffectanalyses van 2020 en 2022 die aan het groenplan vooraf zijn gegaan.
De initiatiefnemer heeft op de zitting opgemerkt dat de kwaliteit van het groen verbetert met de realisatie van het groenplan en dat 65% van de groennorm binnen het plangebied en de overige 35% daarbuiten wordt gerealiseerd, bij voorkeur in natura en anders door een bijdrage in het groenfonds.
14.2.  [appellant sub 3] beroept zich op de Groenbeleidsvisie. Daarin staat voorop dat in ieder project voldoende kwalitatief groen wordt gerealiseerd. De Afdeling leidt uit het betoog van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] af dat het hen vooral gaat om de hoeveelheid groen en het behoud van de bestaande bomen en dat de kwaliteitsverbetering waarin het groenplan voorziet niet in geschil is. Dit laatste zal de Afdeling daarom verder niet in haar beoordeling betrekken.
Op de zitting is gebleken dat [appellant sub 3] en de raad het erover eens zijn dat boom nummer 13 van de bomeneffectanalyse van 10 november 2020 moet worden geveld. Dit is dus niet meer in geschil, zodat ook dit niet in de beoordeling wordt betrokken.
De Afdeling zal hier verder ingaan op het betoog, waarbij zij de Groenbeleidsvisie, de bomeneffectanalyses, de plantoelichting en het groenplan zal betrekken.
Groenbeleidsvisie
14.3.  De Groenbeleidsvisie biedt een visie en kaders voor het openbaar groen van de gemeente Waalwijk. Volgens de Groenbeleidsvisie is de groennorm een handvat waarmee het groen een betere plek moet krijgen in het planvormingsproces. Het doel van de groennorm is om het groen in alle projecten mee te laten wegen, te borgen en te vergroten, zowel voor de biodiversiteit en toekomstbestendigheid als voor de beleving. Volgens de Groenbeleidsvisie staat voorop dat in ieder project voldoende kwalitatief groen wordt gerealiseerd en dat de groennorm in principe binnen de ontwikkeling wordt behaald. Als dit niet mogelijk is, zal volgens de Groenbeleidsvisie maatwerk worden geleverd door te zoeken naar compensatie van groen in de directe omgeving.
Bij nieuwbouw in de woonwijken van Waalwijk, zoals hier aan de orde, geldt volgens de Groenbeleidsvisie de groennorm dat minimaal 10% van het totale ontwerp als grondgebonden openbaar groen wordt ingericht met het gebruik van kwaliteitselementen en oog op de diversiteit. Als kwaliteitselementen worden onder meer parken, vogelbosjes, natuurvriendelijke oevers en bomen(lanen) genoemd. Daarnaast bestaat een extra 5% uit een combinatie van groen met andere functies zoals parkeren, natuurlijk spelen en wateropvang. In de Groenbeleidsvisie is vermeld dat bij nieuwe ontwikkelingen het huidige, te behouden groen wordt meegerekend in de volgens de groennorm te realiseren hoeveelheid groen.
Paragraaf 6.1 van de Groenbeleidsvisie heeft betrekking op centrumlocaties. Voor die locaties is het behoud en de aanvulling van bomen en groen vooropgesteld omdat centrumlocaties risico lopen op hittestress door de mate van verstening en het beperkt aanwezige groen. Het plangebied betreft echter geen centrumlocatie.
In paragraaf 7.3 van de Groenbeleidsvisie is vermeld dat deze visie een ambitiedocument is, dat het areaal groen geleidelijk wordt uitgebreid met 10% en diverser wordt ingericht.
14.4.  De Afdeling begrijpt uit de Groenbeleidsvisie dat met de groennorm een kwantitatieve eis is gesteld om op de lange termijn meer kwalitatief groen in de gemeente Waalwijk toe te voegen. De in de visie gehanteerde woorden "handvat", "ambitie" en "geleidelijk", en de geboden ruimte voor maatwerk, wijzen erop dat de groennorm van 10% geen harde eis is maar een streefwaarde.
Bomeneffectanalyses
14.5.  Zoals hiervoor is overwogen onder 14.3, zijn voor de woonwijken van Waalwijk, zoals hier aan de orde, bomen en bomenlanen in de Groenbeleidsvisie als voorbeeld genoemd van kwaliteitselementen.
De raad heeft onderzoek laten doen naar de mogelijke effecten van de voorgenomen werkzaamheden op de 28 bomen in het plangebied. In de bomeneffectanalyse van 10 november 2020, bijlage 8 bij de plantoelichting, zijn deze effecten beschreven en randvoorwaarden en beschermende maatregelen opgenomen voor de bomen die duurzaam behouden kunnen blijven. Volgens deze analyse kunnen 11 van de 28 bomen in het plangebied duurzaam behouden blijven en 8 bomen mogelijk worden verplant. Geadviseerd wordt om 9 bomen, waaronder een ruwe berk op het aangrenzende perceel van de scouting, te vellen vanwege de slechte of onvoldoende boomkwaliteit of -conditie of het ruimtelijk beslag van de ontwikkeling.
In de "Rapportage Bomen Effect Analyse Clemensstaete te Waalwijk" van M. van der Spoel van 12 oktober 2022 (hierna: de tweede analyse), bijlage 9 bij de plantoelichting, is voor 6 bomen die door de gemeente zijn aangemerkt als waardevolle bomen, namelijk de hiervoor vermelde ruwe berk en 5 Amerikaanse eiken in de kloostertuin, opnieuw onderzocht wat de gevolgen zijn bij realisatie van het plan. In deze analyse is opnieuw geadviseerd de ruwe berk te vellen. Het behoud in de kloostertuin van de Amerikaanse eiken, die dicht op elkaar staan en zich als groep hebben ontwikkeld, is volgens deze analyse voornamelijk afhankelijk van de vraag of boom nummer 4, waarnaast een terras met een trap is beoogd, behouden kan blijven. Voor dit behoud, en daarmee voor het behoud van de bomen met nummers 2, 3 en 6, zijn in de tweede analyse maatregelen voorgesteld. Geadviseerd is om boom nummer 5, gelet op scheefgroei en de onder- en bovengrondse schade die zal ontstaan bij realisatie van het plan, te vellen met behoud van de stobbe op maaiveldhoogte vanwege de vergroeiing van de stamvoet met die van boom nummer 3.
Groenplan
14.6.  Volgens het groenplan zijn nieuwe groenvoorzieningen beoogd, zoals combinatie-groen op de beoogde parkeerplaatsen, rondom de nieuwbouw en op het kerkplein. Aan de Loeffstraat is volgens het groenplan sierbeplanting in overleg met de bewoners voorzien en robuust groen om parkeren minder zichtbaar te maken. In het groenplan zijn verder nieuwe beukenhagen en plantenbakken opgenomen en aan de Pastoor van der Zijlestraat groenblijvende heestervakken voor parkeren uit het zicht. Tussen de kerk, de pastorie, het Kapittelhuis en De Refter is volgens het groenplan de kloostertuin beoogd.
In de plantoelichting is opgemerkt, onder verwijzing naar de bijgesloten bomeneffectanalyses van 2020 en 2022 en het groenplan, dat in de nieuwe situatie 5 bestaande beukenbomen zullen worden verplaatst, 29 niet beschermde bomen zullen worden geveld, ter compensatie in totaal 25 bomen zullen worden aangeplant en dat daarnaast nieuwe beukenhagen en heestervakken zullen worden aangeplant en plantenbakken zullen worden aangelegd. Volgens de plantoelichting is met het groenplan overeenkomstig de Groenbeleidsvisie gehandeld.
Conclusie groen
14.7.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat hij overeenkomstig de Groenbeleidsvisie heeft gehandeld. Dat de groennorm niet volledig in het plangebied kan worden ingevuld, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Zoals hiervoor is overwogen, biedt de visie in zo’n situatie naar het oordeel van de Afdeling namelijk kaders met ruimte voor maatwerk. Uit de bomeneffectanalyses volgt dat de raad heeft laten onderzoeken welke bomen moeten worden geveld, welke kunnen worden verplaatst, welke kunnen worden behouden en welke maatregelen hiervoor nodig zijn. Ook in zoverre is het plan zorgvuldig voorbereid en is niet gebleken van strijd met het beleid dat in de Groenbeleidsvisie is opgenomen.
Verder is van belang dat de raad in artikel 3.5.4 van de planregels met een voorwaardelijke verplichting heeft geborgd dat het groenplan binnen 3 jaar na het verlenen van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gerealiseerd.
Het betoog slaagt niet.
Geluid
15.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het besluit van 15 december 2022 onzorgvuldig is voorbereid omdat er geen akoestisch onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor de omgeving.
Op de zitting is aan de orde gesteld dat aan het wijzigingsbesluit van 26 oktober 2023 wel een geluidsrapport ten grondslag is gelegd, namelijk het rapport "Akoestisch onderzoek indirecte geluidhinder Clemensstaete te Waalwijk" van Greten Raadgevende Ingenieurs B.V. van 29 augustus 2023. Uit het gestelde op de zitting leidt de Afdeling af dat hiermee is tegemoetgekomen aan deze beroepsgrond.
[appellant sub 2] heeft naar aanleiding van de opmerking van de voorzitter hierover ter zitting opgemerkt dat de beroepsgrond wel slaagt omdat een geluidsrapport ontbrak ten tijde van het instellen van beroep. De Afdeling zal dit bij de proceskostenveroordeling in de einduitspraak betrekken.
Ondergrondse afvalcontainer
16.     De door [appellant sub 3] gestelde geluidsoverlast vanwege de ondergrondse restafvalcontainer die naar een plek naast zijn perceel aan de [locatie 1] wordt verplaatst, wordt niet in deze beoordeling betrokken. Zoals de initiatiefnemer stelt, is de situering van de container namelijk niet het gevolg van het plan.
Verdere beroepsgronden van [appellant sub 4]
Figuren in plantoelichting
17.     Het betoog van [appellant sub 4] dat haar eigendomssituatie niet goed is ingetekend in verschillende figuren van de plantoelichting, slaagt niet. Zoals de initiatiefnemer stelt, zijn de figuren die in de plantoelichting zijn opgenomen informatief van aard. Deze hebben geen juridisch bindende betekenis voor haar eigendomssituatie.
Peil
18.     [appellant sub 4] betoogt dat zij tegen de wijziging van de omschrijving van het begrip "peil" is, ook omdat zij niet begrijpt waarom deze is gewijzigd.
18.1.  Op grond van artikel 1.68 van de planregels wordt onder "peil" verstaan, hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
18.2.  Volgens de raad is in verband met de uniformiteit van de bestemmingsplannen in Waalwijk in het plan gekozen om het aansluitend afgewerkt terrein als peil te hanteren. De bovenkant van het putdeksel in de Loeffstraat is voor het afgewerkt terrein als referentiepunt gebruikt. De maximale bouwhoogten zijn afgestemd op dit peil en stedenbouwkundig en ruimtelijk is dit volgens de raad inpasbaar beoordeeld.
18.3.  De raad heeft hiermee voldoende gemotiveerd waarom hij de begripsomschrijving van "peil" heeft gewijzigd. Wat [appellant sub 4] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het peil niet mocht definiëren zoals in artikel 1.68 van de planregels is gedaan.
Het betoog slaagt niet.
Bouwmassa
19.     [appellant sub 4] betoogt dat de beoogde bouwmassa en -hoogte niet passen in het historische lint en niet aansluiten op de omgeving. Zij stelt dat de bouwhoogte ten opzichte van het peil in bovenvermelde zin 1,80 tot 7,40 meter boven de omgeving uitsteekt.
19.1.  Volgens de plantoelichting wordt de kerk vooral inpandig verbouwd en is de vervangende nieuwbouw van de pastorie voorzien op dezelfde locatie, met dezelfde bouw- en goothoogte. Uit de verbeelding van het plan volgt dat voor een groot deel van het bouwvlak van de nieuwbouw een maximum bouwhoogte van 12,25 meter en een maximum goothoogte van 8,25 meter geldt. Dit sluit volgens de plantoelichting aan bij de omliggende bebouwing. Ten opzichte van de entree van de kerk wordt de eerste bouwlaag verdiept gerealiseerd, waardoor ruimte ontstaat om in totaal 3 bouwlagen met een kap te realiseren. De nieuwbouw krijgt volgens de plantoelichting de uitstraling van een kloostercomplex, wat tot uiting komt in de eenduidige goot- en bouwhoogte en repetitie van gevelindelingen. Verder is in de plantoelichting vermeld dat de voorzijde aan de Loeffstraat deel uitmaakt van het historische lint van de wijk en dat de nieuwbouw daarom zorgvuldig wordt ingepast, in dezelfde lengterichting als het historische lint. De uitstraling, bouwmassa en het relatief bescheiden en ten aanzien van de voorzijde van de kerk terugliggend front van de nieuwbouw aan de Loeffstraat is volgens de plantoelichting passend in dit historische lint.
In de zienswijzennota is vermeld dat de stedenbouwkundige opzet in nauw overleg met de Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed en de commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie tot stand is gekomen, waarbij alle hebben geconcludeerd dat de ontwikkeling ruimtelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
19.2.  De Afdeling kan dit laatste en de plantoelichting volgen, ook gelet op figuur 2.2. van de plantoelichting waarin het stedenbouwkundig ensemble is weergegeven en figuur 2.8 van de plantoelichting waarin de beoogde situatie is verduidelijkt. De maximale bouwhoogte van 12,25 van de nieuwbouw is in een stedelijke woonomgeving ook aanvaardbaar. De drielaagse bouw die hiermee mogelijk wordt gemaakt sluit aan op de omliggende bebouwing die grotendeels twee- en drielaags is. Daargelaten dat de toren van de kerk zo’n 70 meter hoog is, geven de bouwhoogtes ten opzichte van het peil die [appellant sub 4] naar voren heeft gebracht, namelijk 10,45 meter bij de pastorie, 9,35 meter bij de scouting, 9,25 meter bij haar woning aan de [locatie 4] en 7,65 meter aan de Pastoor van der Zijlestraat 89-119 geen aanleiding voor het oordeel dat de toegestane bouwhoogte van 12,25 meter ver boven die gebouwen in de omgeving uitsteekt. Voor zover de door [appellant sub 4] gestelde bouwhoogte van 4,85 meter aan de Pastoor van der Zijlestraat 70-82 al juist is, wordt die hoogte afgewisseld met drielaagse bebouwing in die straat. Wat [appellant sub 4] heeft aangevoerd, geeft geen aanknopingspunten om het gestelde in de plantoelichting en zienswijzennota in twijfel te trekken.
Het betoog slaagt niet.
Privacy
20.     [appellant sub 4] betoogt dat haar privacy en rust worden aangetast bij realisatie van het plan, omdat ramen in de noordgevel van de nieuwbouw zijn voorzien op 5 meter afstand van haar perceel en nieuwe appartementen in de pastorie zijn beoogd, op korte afstand van haar tuin. De raad heeft naar voren gebracht dat de situering van de beoogde nieuwbouw in de loop van de procedure is aangepast. Er zijn verbeteringen aangebracht om het uitzicht, de privacy en het woongenot te verbeteren. De raad acht de in het plan opgenomen situering en afstanden aanvaardbaar, ook omdat de inkijk beperkt is en het een stedelijk gebied is.
20.1.  De woning van [appellant sub 4] staat aan de [locatie 4] (hierna: de woning of het perceel) bij het kerkplein. Schuin tegenover het perceel staan de kerk en de pastorie.
Het bouwvlak en de bouwhoogte van de pastorie blijven in het plan ongewijzigd. Naar de initiatiefnemer onweersproken heeft gesteld, ligt de pastorie op een afstand van ongeveer 15 meter van de achtergevel van de woning en ongeveer 6 meter van de erfgrens van het perceel. Zoals de raad heeft gesteld, is de nieuwbouw van het Kapittelhuis voorzien op een afstand van ongeveer 20 meter van de gevel van de woning en ongeveer 11 meter van de erfgrens van het perceel.
20.2.  Naar aanleiding van de beroepsgrond heeft NBArchitecten nader onderzoek gedaan naar de mogelijke extra inkijk in de tuin en inbreuk op de privacy bij de woning. In de studie van NBArchitecten van 23 augustus 2023 is de inkijk in de huidige en nieuwe situatie vanuit de pastorie inzichtelijk gemaakt. Uit de afbeeldingen die in de studie zijn opgenomen blijkt niet dat de nadelige gevolgen voor de inkijk onevenredig zijn. Daarbij is van belang dat het Kapittelhuis niet is georiënteerd op het perceel, maar in oostelijke en westelijke richting. Overigens heeft de initiatiefnemer naar voren gebracht dat in de kopse noordkant van het Kapittelhuis, dat wil zeggen aan de zijde van het perceel van [appellant sub 4], facilitaire ruimtes, techniek en opslag en vluchttrappen zijn voorzien.
Gelet op de situering van het Kapittelhuis, de onder 20.1 genoemde afstanden en de studie van NBArchitecten heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat van een onaanvaardbare inbreuk op de privacy van [appellant sub 4] geen sprake is.
Het betoog slaagt niet.
Uitzicht
21.     Volgens [appellant sub 4] wordt het bestaande uitzicht ook in ernstige mate aangetast bij realisatie van het plan, omdat het bouwvlak van het plan direct aan haar tuin grenst en over de hele breedte van haar tuin is, waardoor het uitzicht op bomen verloren gaat.
21.1.  Aan een geldend bestemmingsplan kunnen in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. [appellant sub 4] kan dus geen aanspraak maken op een blijvend uitzicht op bomen vanuit haar woning.
Het bouwvlak van de nieuwbouw ligt, zoals hiervoor ook is overwogen, op een afstand van ongeveer 20 meter van de gevel van de woning en van ongeveer 11 meter van de perceelsgrens. Het bouwvlak van de nieuwbouw grenst dus niet aan de tuin van [appellant sub 4]. De initiatiefnemer heeft opgemerkt, dat hij de perceelsgrenzen bij het perceel van [appellant sub 4] wil afschermen met groen.
Met inachtneming van deze afstanden, de maximaal toegestane bouwhoogte van het Kapittelhuis van 12,25 meter en de oriëntatie van het Kapittelhuis, waardoor [appellant sub 4] niet tegen de lange zijden hiervan aankijkt, heeft de raad geen doorslaggevende betekenis aan de beperking van het uitzicht van [appellant sub 4] hoeven toekennen. [appellant sub 4] heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar uitzicht onaanvaardbaar zal worden aangetast.
Het betoog slaagt niet.
Bezonning
22.     [appellant sub 4] betoogt verder dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van onevenredige schaduwwerking. Zij stelt dat de schaduw flink zal toenemen door de wand van 15 meter hoog die direct ten zuiden van haar tuin is beoogd.
22.1.  De raad heeft geen vastgesteld beleid voor bezonning. Hij hanteert voor de beoordeling van de belangen van omwonenden bij dit plan de lichte TNO-norm. De raad stelt dat dit volstaat voor een inbreidingslocatie binnen een stedelijk gebied met een hoge adressendichtheid.
22.2.  Volgens de lichte TNO-norm zijn er in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam minstens twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober.
Volgens de strenge TNO-norm zijn in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam tenminste drie mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 21 januari tot 22 november.
De normen zijn alleen van toepassing op gevels die zon kunnen ontvangen, dus niet op een noordgevel.
22.3.  De raad stelt, onder verwijzing naar de bezonningsstudie van NBArchitecten die als bijlage 6 bij de plantoelichting is opgenomen, dat niet alleen aan de lichte TNO-norm maar zelfs aan de strenge TNO-norm wordt voldaan en dat er ook al schaduwwerking op de gevels van de woningen aan de [locatie 4] tot en met [locatie 5] is in de bestaande situatie door de kerk. Gelet op het belang van de herontwikkeling van de kerk naar een woon-zorgfunctie, is de beperkte vermindering van daglichttoetreding ter plaatse door de nieuwbouw volgens de raad niet onaanvaardbaar en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
22.4.  De initiatiefnemer heeft naar aanleiding van de beroepsgrond nader onderzoek laten doen naar de mogelijke schaduwwerking op de gevels van de woning en de tuin van [appellant sub 4]. In dit nadere onderzoek "Bezonningsstudie - Herbestemming Clemenskerk" van 22 augustus 2023 (hierna: de bezonningsstudie) is aan de strenge en aan de lichte TNO-norm getoetst. Volgens de initiatiefnemer blijkt uit dit onderzoek ook dat de kerk en de bestaande pastorie voor aanmerkelijke schaduw op de gevels van de woning en de tuin van [appellant sub 4] zorgen. De initiatiefnemer heeft geconcludeerd dat realisering van het plan verder niet tot gevolg heeft dat er minder dan twee bezonningsuren per dag resteren bij de gevels van de woning of in haar tuin.
22.5.  Uit de bezonningsstudies volgt dat vooral de kerk, die ten zuidwesten van de woning van [appellant sub 4] staat, in de namiddag voor schaduwwerking bij de woning zorgt, zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie. Het beoogde Kapittelhuis ten zuiden van de woning van [appellant sub 4] heeft een maximale bouwhoogte van 12,25 meter. Uit de in bijlage 6 bij de plantoelichting opgenomen bezonningsstudie leidt de Afdeling ook af dat het Kapittelhuis in het najaar voor extra schaduw in haar achtertuin zorgt. Die schaduw reikt niet tot de woning. Gelet hierop en op de bezonningsstudie van 22 augustus 2023, waaruit blijkt dat er in de periode van 19 februari tot 21 oktober in ieder geval zon bij de achtergevel van de woning is van 13:00 uur tot en met 15:00 uur, ziet de Afdeling in wat [appellant sub 4] over de bezonning heeft aangevoerd geen aanleiding voor twijfel aan het standpunt van de raad dat aan de lichte TNO-norm wordt voldaan en dat de beperkte vermindering van daglichttoetreding ter plaatse niet onaanvaardbaar en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is.
Het betoog slaagt niet.
Planschade
23.     [appellant sub 4] betoogt tot slot dat haar woning sterk in waarde zal dalen door het plan.
23.1.  Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 4] betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
24.     Gelet op wat de Afdeling onder 9.5, 9.13 en 10.3 heeft overwogen, is het wijzigingsbesluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel genomen.
Bestuurlijke lus
25.     Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om op grond van artikel 8:51d van de Awb de raad op te dragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de onder 9.5, 9.13 en 10.3 geconstateerde gebreken, met inachtneming van wat hierin is overwogen, te herstellen.
De raad kan dit bijvoorbeeld doen door in plaats van "de parkeernota" in artikel 11.1, onder a, onder 1, van de planregels de "Nota Parkeernormen Waalwijk 2015" op te nemen.
Verder kan de raad dit doen door bijvoorbeeld voor 38 zorgwoningen een hogere parkeernorm te hanteren of alsnog toereikend te motiveren waarom een parkeernorm van 0,4 daarvoor volstaat.
De onder 10.3 geconstateerde gebreken kan de raad bijvoorbeeld herstellen door in de planregels een begripsomschrijving op te nemen voor "parkeerplaats op eigen terrein" en de artikelen 11.1, onder a en c, en 11.2, aanhef en onder b, van de planregels hierop te laten aansluiten.
Overschrijding redelijke termijn, proceskosten en griffierecht
26.     In de einduitspraak zal worden beslist op de verzoeken van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
27.     Verder zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Waalwijk op om:
- binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de onder 9.5, 9.13 en 10.3 geconstateerde gebreken te herstellen, met inachtneming van wat hierin en onder 24 en 25 is overwogen;
- de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mee te delen en een nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzitter
w.g. De Vlieger-Mandour
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025
615
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Besluit ruimtelijke ordening
Artikel 3.1.2
(…)
2. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten:
a. waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels;
(…)
PLANREGELS
Artikel 1.24 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Artikel 1.83 zorgwoning
al dan niet zelfstandige wooneenheid voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.
Artikel 3.5.4 Voorwaardelijke verplichting groencalculator
Het is uitsluitend toegestaan de gronden met de bestemming 'Gemengd' te gebruiken en/of in gebruik te (laten) nemen voor de doeleinden als beschreven in 3.1 als het groen in de openbare ruimte en binnen het plangebied zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels worden gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden en beheerd. De realisatie dient afgerond te zijn binnen drie jaren na het onherroepelijk worden van de (eerste) omgevingsvergunning(en) bouwen.
Artikel 5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.       woonstraten en pleinen;
b.       voet- en rijwielpaden;
c.       parkeervoorzieningen;
d.       groenvoorzieningen;
e.       speelvoorzieningen;
met aan het bepaalde onder a tot en met d ondergeschikte:
f.        tuinen;
g.       bergbezinkvoorzieningen;
met de bij lid a tot en met g behorende:
h.       bijbehorende bouwwerken;
i.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
j.        tuinen, erven en verhardingen;
k.       nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
l.        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
m.      het houden van kortdurende incidentele evenementen en 'standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening'.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
1. Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
3. indien door de situering van de parkeerplaatsen geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid op aangrenzende gronden;
c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
11.2 Afwijken parkeren in de openbare ruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1 onder a mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De aanvrager heeft inzichtelijk gemaakt dat de parkeereis niet redelijkerwijs in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, gerealiseerd kan worden en;
b. Het aantal benodigde parkeerplaatsen dat bepaald is aan de hand van artikel 11.1 onder a en dat niet in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel kan worden gerealiseerd, is beschikbaar of wordt beschikbaar gemaakt in het openbaar gebied en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. De gemeten parkeerdruk binnen de loopafstanden van de functie   van de ontwikkeling in het openbare gebied is lager dan 85%. Indien de parkeerdruk in het openbaar gebied lager is dan 85% dan mogen de parkeerplaatsen vanaf de gemeten parkeerdruk tot 85% van de parkeercapaciteit aan de ontwikkeling worden toebedeeld;
2. Op het bepalen van de loopafstanden van de functie van de ontwikkeling en het meten van de parkeerdruk zijn de voorwaarden uit de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 of diens rechtsopvolger aan de orde;
3. De in de openbare ruimte aan te leggen of toe te wijzen parkeerplaatsen voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 11.1 onder b.