ECLI:NL:RVS:2025:578
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen bewaring door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hen op 27 november 2024 in bewaring heeft gesteld. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, hebben tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 13 december 2024, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en hun verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 februari 2025 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt bevestigd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en oordeelt dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.