202500447/1/A2.
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Oosterleek, gemeente Drechterland,
2. [appellant sub 2], wonend in Venhuizen, gemeente Drechterland,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Drechterland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 mei 2021 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bepaald dat de Zuiderdijk en de Schellinkhouterdijk tussen Zuiderdijk 1 in Venhuizen en de Protonweg in Hoorn zijn verboden voor motorfietsen in het weekend van 1 april tot en met 31 oktober.
Bij besluit van 17 december 2024 heeft het college, opnieuw beslissend op het door de vereniging Motorrijders Actie Groep (hierna: MAG) daartegen gemaakte bezwaar, het besluit van 3 mei 2021 ingetrokken.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] afzonderlijk beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De MAG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 augustus 2025, waar [appellant sub 1] en het college, vertegenwoordigd door mr. B.C. Slijkerman en M. Franken, zijn verschenen. Verder is de MAG, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2023 is het beheer van de Zuiderdijk overgegaan van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier naar de gemeente Drechterland. Het college is sindsdien het bevoegd gezag over deze weg.
Inleiding
2. De MAG heeft eerder een procedure gevoerd over het besluit van 3 mei 2021. Die procedure heeft geleid tot een uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2500. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het college het verkeersbesluit onzorgvuldig heeft voorbereid. De Afdeling heeft het college opdracht gegeven een nieuw besluit op het bezwaar van de MAG te nemen en bepaald dat tegen dat besluit alleen beroep bij de Afdeling openstaat. Naar aanleiding van de uitspraak van 19 juni 2024 heeft het college Valersi Geluidbureau (hierna: Valersi) opdracht gegeven om een geluidsonderzoek te verrichten. Valersi heeft op 7 november 2024 een geluidrapport (hierna: het rapport) aan het college overgelegd. Het college heeft het rapport ten grondslag gelegd aan het besluit van 17 december 2024. Tegen dat besluit hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 1], twee omwonenden, beroep ingesteld. Beroepsgronden en beoordeling daarvan
3. Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen, genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994). Het college dient dit naar behoren te motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is, gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het besluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit niet onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het intrekken van het besluit van 3 mei 2021 in strijd is met de doelstellingen van artikel 2 van de Wvw 1994, te weten het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte overlast. Het college heeft miskend dat de geluidsoverlast en verkeershinder hoofdzakelijk door motorfietsen wordt veroorzaakt. Met het standpunt dat auto’s ook hoge piekbelastingen veroorzaken, gaat het college voorbij aan de conclusie van Valersi dat de piekbelasting door motorfietsen gemiddeld 16 dB hoger is dan de piekbelasting door auto’s. Ook heeft het college de resultaten van de ‘enquête verkeer Zuiderdijk’ ten onrechte niet bij het besluit betrokken, terwijl daaruit blijkt dat weggebruikers en aanwonenden van de Zuiderdijk veel overlast en onveiligheid ervaren door motorfietsen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren verder aan dat het rapport gebrekkig is. Het rapport bevat bijvoorbeeld geen registratie van gevaarlijke verkeerssituaties en geen tellingen per type weggebruiker. Ook kunnen de resultaten van het onderzoek zijn beïnvloed doordat het college heeft aangekondigd wanneer de metingen zouden plaatsvinden.
4.1. De Afdeling is van oordeel dat het college zich in het besluit van 17 december 2024 redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende onderbouwing is voor de conclusie dat het weren van motorfietsen noodzakelijk is om de verkeersveiligheid te borgen en de ervaren overlast te reduceren. Het college heeft op basis van cijfers over ongelukken en meldingen van omwonenden gemotiveerd waarom de verkeersonveiligheid niet enkel kan worden toegeschreven aan motorfietsen. Het college heeft ook gemotiveerd dat uit het rapport onvoldoende blijkt dat motorfietsen zodanig veel geluidsoverlast veroorzaken dat dit een verbod voor motorfietsen in de weekenden rechtvaardigt. Het college mocht zich op dat rapport baseren. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat, zoals zij aanvoeren, het rapport gebreken bevat. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het rapport geen tellingen per type weggebruiker bevat, is niet verenigbaar met het betoog dat uit het rapport blijkt dat de piekbelasting van motorfietsen 16 dB hoger is dan de piekbelasting van auto’s. Ook hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de resultaten van het onderzoek van Valersi zijn beïnvloed doordat het college heeft aangekondigd in welke periode het onderzoek zou plaatsvinden. Zij hebben op de zitting bij de Afdeling slechts gesteld dat beïnvloeding van het onderzoek mogelijk was, maar hebben, desgevraagd, erkend dat zij niet weten of dat ook daadwerkelijk is gebeurd.
Het betoog slaagt niet.
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat het college hun belangen en de belangen van omwonenden onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. Doordat enkel de belangen van motorrijders zijn meegewogen in het besluit van 17 december 2024, zijn omwonenden en andere weggebruikers van de Zuiderdijk onevenredig benadeeld. Dat er mogelijk een andere oplossing komt, neemt niet weg dat het instellen van het weekendverbod voor motorfietsen een goede oplossing is om de meest ernstige overlast weg te nemen.
5.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college het besluit van 17 december 2024 deugdelijk gemotiveerd. Het college heeft zich in dat besluit rekenschap gegeven van de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. De voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2] nadelige gevolgen van dat besluit zijn niet onevenredig in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het college heeft de problemen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] erkend, maar terecht ook benadrukt dat een maatregel die alleen motorfietsen treft onevenredig is. Het college heeft te kennen gegeven dat het op zoek zal gaan naar andere oplossingen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
452-1033