ECLI:NL:RVS:2025:6316

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202500924/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing opstelplaats voor huiscontainers in Almere

Op 24 december 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend in Almere, en het college van burgemeester en wethouders van Almere. Het college had bij een ongedateerd besluit, bekendgemaakt op 8 januari 2025, een locatie aangewezen als opstelplaats voor huiscontainers. De appellant was het niet eens met dit besluit en betoogde dat hij geen gelegenheid had gekregen om zijn zienswijze in te dienen over de opstellocatie, die gewijzigd was ten opzichte van een eerder ontwerpbesluit van 23 september 2024. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 20 november 2025, waarbij het college vertegenwoordigd was door mr. J.C. Haan.

De Afdeling oordeelde dat het college de bestreden locatie niet geschikt had mogen achten voor de opstelplaats, omdat er geen verkeersbesluit was genomen dat het parkeren op de parkeerplaats op de dagen dat de rolcontainers moesten worden opgesteld verbood. Dit betekende dat het niet uitgesloten was dat de parkeerplaats bezet zou zijn, wat zou leiden tot een onveilige situatie. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van het college voor zover het de aanwijzing van de opstelplaats betrof. Het college werd ook gelast om het griffierecht van de appellant te vergoeden.

Uitspraak

202500924/1/R1.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Almere,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
verweerder.
Procesverloop
Bij ongedateerd besluit, bekendgemaakt op 8 januari 2025, heeft het college onder meer de locatie op de [locatie] ter hoogte van huisnummer […] aangewezen als opstelplaats voor huiscontainers (hierna: de bestreden locatie).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Haan, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Bij het bestreden besluit heeft het college meerdere opstelplaatsen voor containers aangewezen in de wijk Nobelhorst, waaronder een opstelplaats ter hoogte van de [locatie] op de parkeerplaats. [appellant] woont op dit adres en is het om verschillende redenen niet eens met het besluit.
Inspraak
2.       [appellant] betoogt dat het college hem ten onrechte geen mogelijkheid heeft geboden om zijn zienswijze in te dienen over de opstellocatie. De bestreden locatie is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpbesluit van 23 september 2024. Het college heeft ten onrechte geen gelegenheid geboden om op de nieuwe definitieve locatie te reageren, aldus [appellant].
2.1.    Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Niet is gebleken dat het college niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Zo is een ontwerp van het besluit op voorgeschreven wijze bekend gemaakt en ter inzage gelegd, en is aan belanghebbenden gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. [appellant] heeft niet van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Aan de voorbereidingsprocedure is inherent dat het college een andere locatie kan aanwijzen dan waarvan in het ontwerpbesluit is uitgegaan, al dan niet naar aanleiding van over het ontwerpbesluit door derden naar voren gebrachte zienswijzen. Als dat gebeurt, hoeft een bestuursorgaan niet opnieuw de gelegenheid te bieden om zienswijzen in te dienen. Afdeling 3.4 van de Awb voorziet namelijk niet in een verplichting voor het college om omwonenden op de hoogte te stellen van de voorgenomen wijziging van een locatie ten opzichte van het ontwerpplaatsingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Toetsingskader
3.       Bij de keuze van een locatie voor een opstelplaats voor rolcontainers moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het aanwijzingsbesluit. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het aanwijzen van de opstelplaats.
Geschiktheid van de opstelplaats
4.       [appellant] betoogt dat het college de bestreden locatie niet heeft kunnen aanwijzen, omdat deze ongeschikt is. [appellant] voert aan de parkeerplaats waar de bestreden locatie is voorzien, vaak bezet is. Er is volgens hem daarom onvoldoende ruimte voor de opstelplaats. [appellant] vreest dat door dit ruimtegebrek de containers worden gezet voor het perkje naast de parkeerplaats ter hoogte van de verkeersdrempel. Dit leidt volgens [appellant] tot een verkeersonveilige situatie, omdat de weg op die locatie smal is en het zicht door de verkeerd geplaatste rolcontainers zal worden beperkt.
4.1.    Het college heeft in de Nota van beantwoording zienswijzen toegelicht dat de parkeerplaats voldoende ruimte biedt voor de bewoners die op deze locatie hun container gaan aanbieden.
4.2.    De Afdeling is van oordeel dat het college de bestreden locatie niet geschikt heeft mogen achten. Op de zitting heeft het college namelijk toegelicht dat het geen verkeersbesluit heeft genomen dat verbiedt om een auto te parkeren op de parkeerplaats op de dagen dat de rolcontainers op die plek dienen te worden opgesteld. Dit betekent dat niet is uitgesloten dat de parkeerplaats, waar de opstelplaats is voorzien, vrij is en voldoende ruimte biedt voor de rolcontainers op de momenten dat de rolcontainers aan de straat mogen worden gezet. Alleen al daarom is de bestreden locatie ongeschikt. Het college heeft het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid.
Het betoog slaagt.
Overige grond
5.       Omdat het college, zoals hiervoor is overwogen onder 4.2, de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten, komt de Afdeling niet toe aan een bespreking van de beroepsgrond over de alternatieve locatie die volgens [appellant] geschikter is.
Conclusie
6.       Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet, voor zover het de aanwijzing van de opstelplaats ter hoogte van de [locatie] betreft, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 8 januari 2025, voor zover het de aanwijzing van de opstelplaats ter hoogte van de [locatie] betreft;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Almere aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrag van € 194 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
703-1099