ECLI:NL:RVS:2025:6334

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202305536/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan wijziging en beroep tegen de bouw van een vrijstaande woning in Vlijmen

Op 24 december 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Wolput (ong.) Vlijmen". De raad van de gemeente Heusden had op 27 juni 2023 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, waarmee de bouw van een vrijstaande woning op een perceel aan de noordzijde van de Wolput mogelijk werd gemaakt. De eigenaar van het perceel, dat voorheen de bestemming "Wonen" had zonder bouwvlak, vroeg de raad om medewerking aan zijn bouwplannen. Dit leidde tot verzet van omwonenden, die vreesden dat de woning niet zou passen binnen de stedenbouwkundige structuur en hun woon- en leefklimaat zou aantasten.

De appellanten, bestaande uit vier omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Tijdens de zitting op 12 november 2025 zijn de appellanten, bijgestaan door hun advocaten, en de raad vertegenwoordigd door een ambtenaar verschenen. De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten, waaronder de tegenstrijdigheid in de informatie over bouwmogelijkheden en de impact op de privacy, beoordeeld. De raad heeft betoogd dat er voldoende participatiemogelijkheden zijn geweest en dat de belangen van omwonenden adequaat zijn afgewogen.

De Afdeling oordeelde dat de raad niet in strijd heeft gehandeld met de geldende regels en dat de wijziging van het bestemmingsplan rechtmatig was. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard. Tevens is geoordeeld dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding moet betalen aan de appellanten wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak bevestigt de mogelijkheid van woningbouw in het plangebied, mits in overeenstemming met de geldende bestemmingsplannen en wetgeving.

Uitspraak

202305536/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellant sub 2],
3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
4.       [appellant sub 4],
allen wonend in Vlijmen, gemeente Heusden,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Wolput (ong.) Vlijmen" (hierna: het bestemmingsplan) gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 4], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de Staat der Nederlanden (minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, hierna: de Staat) aangemerkt als partij in deze procedure.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 12 november 2025, waar [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], bijgestaan door mr. J. van den Hoorn, advocaat in Zwolle, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. drs. C.R. Jansen, rechtsbijstandverlener in Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door S.P. Oostdam, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [eigenaar A] en [eigenaar B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [eigenaar]), vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 3 februari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Wettelijk kader
2.       Het wettelijk kader en de relevante beleidsregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inleiding
4.       [eigenaar] is eigenaar van het perceel gelegen aan de noordzijde van de Wolput, kadastraal bekend als gemeente Vlijmen, sectie N, nummer 6819 (hierna: het perceel). Het perceel had in het voorheen geldende bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013" de bestemming "Wonen". Er was geen bouwvlak opgenomen op het perceel. [eigenaar] wil een vrijstaande woning realiseren op het perceel en heeft de raad gevraagd medewerking te verlenen aan dit plan.
Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning op het perceel mogelijk, waarvoor een bouwvlak is opgenomen. Daarnaast verkrijgt de naastgelegen groenstrook de bestemming "Verkeer", zodat de ontsluiting van de woning mogelijk is via het aangrenzende parkeerterrein richting de straat het Lieveheersbeestje.
[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wonen rondom het plangebied en kunnen zich niet met het plan verenigen. Volgens hen kan er geen woning op het perceel worden gebouwd, omdat de woning niet past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en de woning hun woon- en leefklimaat aantast.
Beroepsgronden
Handelwijze en procedure
5.       [appellant sub 2] betoogt dat de raad tegenstrijdig heeft gehandeld door het bestemmingsplan vast te stellen. Daartoe voert zij aan dat omwonenden jarenlang is voorgehouden dat er niet gebouwd mocht worden op het perceel, terwijl het plan de bouw van een woning op het perceel nu wel toestaat.
[appellant sub 1] betoogt dat de raad de belangen van omwonenden bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende heeft betrokken en heeft nagelaten op transparante wijze informatie te verstrekken over de voorgestelde wijzigingen in het bestemmingsplan.
5.1.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De raad kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de in het verleden verstrekte informatie aan omwonenden over het ontbreken van woningbouwmogelijkheden op het perceel was gebaseerd op het destijds geldende bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013" waarin een bouwvlak ontbrak. Volgens de ten tijde van het bestreden besluit geldende ‘Beleidsregels particuliere woningbouwverzoeken gemeente Heusden 2021’ bestond de mogelijkheid om een principeverzoek in te dienen en onder bepaalde voorwaarden een bouwtitel te krijgen. De Afdeling is van oordeel dat de raad niet tegenstrijdig heeft gehandeld door enerzijds omwonenden desgevraagd te informeren over het geldende planologische regime en anderzijds onder de destijds geldende beleidsregels medewerking te verlenen aan het verzoek van de initiatiefnemer en een bouwvlak op te nemen in het plan.
Het betoog van [appellant sub 2] slaagt niet.
5.2.    De raad stelt zich terecht op het standpunt dat er voldoende participatiemogelijkheden in de bestemmingsplanprocedure zijn geweest, waarbij de belangen van omwonenden zijn geïnventariseerd. Volgens de raad heeft het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen en was iedereen in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. De raad heeft alle zienswijzen in de zienswijzennota afgewogen. Daarnaast zijn alle indieners van zienswijzen per brief van 16 mei 2023 op de hoogte gesteld van de voorgestelde wijzigingen in het plan. Er bestaat dus geen grond voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan de belangen van omwonenden onvoldoende heeft betrokken en niet transparant is geweest over de wijzigingen in het plan. Het betoog van [appellant sub 1] slaagt niet.
Vaste gedragslijn tweedelijns bebouwing
6.       [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het plan in strijd is met de vaste gedragslijn van de raad, dat tweedelijns bebouwing binnen de gemeente niet is toegestaan. [appellant sub 3] voert daartoe aan dat uit de toelichting op het plan en uit eerdere correspondentie met de raad volgt dat het initiatief een tweedelijns bebouwing betreft. Gezien vanaf zowel de straat Wolput als het Lieveheersbeestje heeft de geprojecteerde woning geen oriëntatie op de openbare weg en maakt de woning geen deel uit van het bebouwingslint. De vaste gedragslijn van de raad volgt volgens [appellant sub 3] uit het niet willen verlenen van medewerking aan eerdere verzoeken om woningen te ontwikkelen, omdat sprake was van tweedelijns bebouwing. Ook is volgens [appellant sub 3] in de Omgevingsvisie Heusden opgenomen dat horizontale splitsing van bijvoorbeeld een vrijstaande woning in twee woningen de voorkeur heeft, zodat geen tweedelijns bebouwing ontstaat. Volgens [appellant sub 2] leidt de afwijking van de vaste gedragslijn tot precedentwerking voor reeds afgewezen en nieuwe projecten in de gemeente.
6.1.    De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van tweedelijns bebouwing. De woning op het perceel heeft met de ontsluiting een oriëntatie op het parkeerterrein van het Geerpark en de straat het Lieveheersbeestje, waardoor de woning herkenbaar, zichtbaar en bereikbaar is vanaf de openbare weg. De raad heeft op de zitting toegelicht dat de verwijzingen naar tweedelijns bebouwing in eerdere correspondentie zien op het oorspronkelijke principeverzoek dat uitging van een ontsluiting via de Wolput. Anders dan [appellant sub 4] op de zitting heeft gesteld, hoeft de raad in het bestemmingsplan niet uit te blijven gaan van dit oorspronkelijke principeverzoek, omdat de ontsluiting is gewijzigd en de woning georiënteerd is op de openbare weg. Omdat het bestemmingsplan tweedelijns bebouwing niet mogelijk maakt, kan de raad gevolgd worden in zijn standpunt dat in overeenstemming met de vaste gedragslijn van de raad is gehandeld. De betogen slagen niet.
Stedenbouwkundige structuur van de omgeving
7.       [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het plan niet past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en daarmee in strijd is met de Update Welstandsnota Heusden 2019 (hierna: de Welstandsnota). Daartoe voert [appellant sub 3] aan dat de bebouwingstypologie in het welstandsgebied, waartoe het plangebied volgens de Welstandsnota behoort, zich kenmerkt door gebouwen die zijn gericht op de weg en direct aan de ontsluitingsweg zijn gelegen. Volgens [appellant sub 3] wordt in het plan tweedelijns bebouwing toegepast en de ontsluiting van de planlocatie is op het parkeerterrein binnen het gebied Geerpark, waardoor er geen overeenstemming met de welstandsnota is. [appellant sub 2] betoogt dat het perceel volgens de welstandsnota in gebruik moet blijven als weiland of moestuin. Verder betoogt [appellant sub 4] dat de bouw van de woning op het perceel niet leidt tot een passende stedenbouwkundige afronding van de omgeving. Daartoe voert [appellant sub 4] aan dat de duidelijke afbakening van het perceel ten opzichte van het parkeerterrein van het Geerpark wordt verstoord.
7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met de stedenbouwkundige structuur uit de Welstandsnota. Volgens de raad zijn de woningen in het welstandsgebied met het type "Historische dorpsgebieden en bebouwingslinten, hoge waarde" veelal direct gesitueerd aan het dorpslint, maar uit de Welstandsnota volgt dat ook sprake kan zijn van bebouwing met vergelijkbare stijlkenmerken achter het dorpslint. De geprojecteerde woning in het plangebied is volgens de raad niet aan het lint gelegen, maar heeft een sterke relatie en oriëntatie richting het parkeerterrein van het Geerpark. Verder heeft de Welstandsnota volgens de raad geen instandhoudingsdoelstelling, waardoor het perceel niet een weiland of moestuin moet blijven. De raad stelt zich verder op het standpunt dat er verschil in bebouwingstypologie bestaat tussen het Geerpark en de Hopbel, maar dat dit niet betekent dat een woning in het plangebied niet voorstelbaar is.
7.2.    In de door de raad vastgestelde Welstandsnota zijn kenmerken opgenomen over de bebouwingstypologie van welstandsgebieden. Volgens de Welstandsnota gelden voor het perceel de welstandscriteria van het welstandsgebied BT - H1a met de waarde "Historische dorpsgebieden en bebouwingslinten, hoge waarde". Uit de Welstandsnota volgt dat de gebouwen in de historische dorpsgebieden en bebouwingslinten onder meer gericht zijn op de weg en direct aan de ontsluitingsweg zijn gelegen. Achter de dorpslinten is er ook bebouwing te vinden met vergelijkbare stijlkenmerken. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geprojecteerde woning niet aan het lint is gelegen, maar een sterke oriëntatie richting de openbare ruimte heeft en dat rekening is gehouden met de bebouwingskenmerken en de stedenbouwkundige context. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat, zoals hiervoor is overwogen, het plan niet voorziet in tweedelijns bebouwing. Gelet hierop is het plan niet in strijd met de stedenbouwkundige bepalingen uit de Welstandsnota.
Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] over de inrichting van het perceel als moestuin of weiland, oordeelt de Afdeling dat in de Welstandsnota geen verplichting of instandhoudingsdoelstelling is opgenomen, maar dat dit gelezen dient te worden als een feitelijke beschrijving van wat zich in de praktijk vaak voortdoet.
Over het betoog van [appellant sub 4] dat de bouw van de woning niet leidt tot een passende stedenbouwkundige afronding van de omgeving, oordeelt de Afdeling dat in het algemeen geen blijvende rechten aan een geldend bestemmingsplan kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De betogen slagen niet.
Ontsluiting via het parkeerterrein Geerpark
8.       [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat de ontsluiting via het parkeerterrein Geerpark in strijd is met het bestemmingsplan "Geerpark". Daartoe voeren [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aan dat de ontsluiting van het perceel in het plan is opgenomen door aan gronden met een groenbestemming in het voorheen geldende bestemmingsplan "Geerpark" de bestemming "Verkeer" toe te kennen. Ook heeft de raad volgens [appellant sub 3] en [appellant sub 4] niet voldoende onderzocht en gemotiveerd dat de ontsluiting van het perceel via het parkeerterrein Geerpark kan lopen. [appellant sub 2] betoogt dat de ontsluitingsweg zal zorgen voor overlast. Daartoe voert [appellant sub 2] aan dat de ontsluitingsweg direct langs haar woning ligt, waardoor zij overlast van gemotoriseerde voertuigen verwacht.
8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat bij gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen de bestemming van gronden gewijzigd kan worden. Het perceel met de bestemming "Groen" in het bestemmingsplan "Geerpark" heeft volgens de raad geen bijzondere waarde. Volgens de raad is de ontsluitingsweg langs de Wolput 62b onpraktisch, aangezien auto’s elkaar op deze weg niet kunnen passeren. Ook levert de ontsluiting via het Geerpark voor zowel de geprojecteerde woning op het perceel als de reeds bestaande woning aan de Wolput 64 de kortste ontsluiting naar de openbare weg op. Het is niet aannemelijk dat de ontsluitingsweg onaanvaardbare overlast veroorzaakt, omdat het naastgelegen parkeerterrein al in gebruik is als plek waar auto’s geparkeerd kunnen worden en al dienst doet als ontsluiting naar het Lieveheersbeestje. De extra woning die het plan mogelijk maakt levert een beperkte toename op van het verkeer over het parkeerterrein.
De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat raad de keuze om de ontsluitingsweg te situeren aan het parkeerterrein Geerpark voldoende heeft onderzocht en gemotiveerd en zich op het standpunt kon stellen dat die ontsluiting niet leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast. Voor zover op de zitting door [appellant sub 3] en [appellant sub 4] is gesteld dat er geen verkeersonderzoeken zijn uitgevoerd voor de ontsluitingsroute via het Geerpark, heeft de raad in de plantoelichting voldoende toegelicht dat het plan de verkeersintensiteit nauwelijks beïnvloedt zodat een afzonderlijk verkeersonderzoek, zoals [appellant sub 4] wenst, niet nodig is.
De betogen slagen niet.
Woon- en leefklimaat
9.       [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het plan hun woon- en leefklimaat aantast. [appellant sub 3] voert daartoe aan dat zijn privacy wordt aangetast, omdat de toegestane bouwhoogte op het perceel 8 m is waardoor op de percelen van omwonenden kan worden gekeken. Volgens [appellant sub 3] heeft er een onzorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden, omdat zijn belang ten aanzien van zijn privacy onvoldoende is meegenomen in de besluitvorming.
9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de toegestane bouwhoogte op het perceel lager is dan de standaard bouw- en goothoogtes, die zijn opgenomen in het bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013" en gelden voor de naburige woningen aan de Hopbel. Met de bouwhoogte van 8 m wordt volgens de raad aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing in de omgeving. Ook is volgens de raad de afstand tussen het bouwvlak op het perceel en de woningen aan de Hopbel 12 m. Op deze manier wordt volgens de raad voldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden.
9.2.    De maximale bouw- en goothoogte voor hoofdgebouwen is volgens artikel 17.2.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013" respectievelijk 10 en 6 m. De bouw- en goothoogte van de geprojecteerde woning op het perceel is door de raad naar aanleiding van de zienswijzen verlaagd naar 8 en 5 m. Naar het oordeel van de Afdeling kon de raad met de verlaging van de bouw- en goothoogte en gezien de afstand van 12 m tot de dichtstbij gelegen woning zich op het standpunt stellen dat de aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] door de nieuwbouwwoning op het perceel niet onaanvaardbaar wordt aangetast. De betogen slagen niet.
Zelfbewoningsplicht
10.     [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte geen zelfbewoningsplicht heeft opgenomen in het plan. Daartoe voert [appellant sub 1] aan dat het opnemen van een zelfbewoningsplicht gemeentelijk beleid is, wanneer de gemeente zelf grond verkoopt of wanneer met de gemeente een anterieure overeenkomst wordt gesloten. In dit geval had een nieuwe anterieure overeenkomst gesloten kunnen worden om alsnog te voldoen aan deze zelfbewoningsplicht.
10.1.  De raad stelt dat een zelfbewoningsplicht volgens de Beleidsregels zelfbewoningsplicht en vervreemdingsverbod nieuwbouwwoningen gemeente Heusden 2023 (hierna: de Beleidsregels zelfbewoningsplicht) niet wordt opgenomen in een bestemmingsplan, maar in een anterieure overeenkomst. In de anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer is geen zelfbewoningsplicht opgenomen, omdat de beleidsregels over de zelfbewoningsplicht op het moment van sluiten van de overeenkomst nog niet van toepassing waren, aldus de raad. Na aanpassing van de ontsluitingsweg is een nieuwe anterieure overeenkomst gesloten. Het lopende traject van de anterieure overeenkomst leidt er volgens de raad toe dat de zelfbewoningsplicht niet alsnog in de nieuwe anterieure overeenkomst opgenomen had kunnen worden na inwerkingtreding van de beleidsregels.
10.2.  In artikel 2 van de Beleidsregels zelfbewoningsplicht is opgenomen dat de beleidsregels van toepassing zijn op nieuwbouwwoningen waarvoor een anterieure overeenkomst met de gemeente wordt gesloten. Ingevolge artikel 3 wordt de zelfbewoningsplicht vastgelegd in een anterieure overeenkomst. De Beleidsregels zelfbewoningsplicht verplichtingen dus niet dat een zelfbewoningsplicht in een bestemmingsplan opgenomen dient te worden. Naar het oordeel van de Afdeling is het bestemmingsplan alleen al om deze reden niet in strijd met de Beleidsregels zelfbewoningsplicht. Voor zover [appellant sub 1] stelt dat na de inwerkingtreding van de beleidsregels op 9 maart 2023 de zelfbewoningsplicht in de opnieuw afgesloten anterieure overeenkomst had moeten worden opgenomen, geldt, wat daarvan ook zij, dat hier alleen het bestemmingsplan ter beoordeling voorligt. Het betoog slaagt niet.
Beleidsregels particuliere woningbouwverzoeken gemeente Heusden 2021
11.     [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het plan in strijd is met de Beleidsregels particuliere woningbouwverzoeken gemeente Heusden 2021 (hierna: de Beleidsregels woningbouwverzoeken). Daartoe voeren [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aan dat de initiatiefnemer niet heeft aangetoond dat het verzoek voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Volgens [appellant sub 3] maakt het plan immers tweedelijns bebouwing mogelijk, sluit de ontwikkeling niet aan bij de stedenbouwkundige structuur van het welstandsgebied, loopt de ontsluiting via het parkeerterrein Geerpark en wordt inbreuk gemaakt op de privacy van omwonenden. Verder voert [appellant sub 4] aan dat niet is aangetoond dat het plan voldoet aan de criteria van ’t Huis in Heusden Woonvisie 2020-2025 gemeente Heusden (hierna: de woonvisie), zoals bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 2, van de Beleidsregels woningbouwverzoeken.
11.1.  Paragraaf 2.3 van de plantoelichting dient ter motivering dat het verzoek van de initiatiefnemer voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de tweedelijns bebouwing, de stedenbouwkundige structuur van het welstandsgebied, de ontsluiting via het parkeerterrein en de privacy van omwonenden, kon de raad zich op het standpunt stellen dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De raad kon zich ook op het standpunt stellen dat het plan niet in strijd is met de woonvisie, zoals ter zitting onweersproken is toegelicht door de raad, omdat deze visie, voor zover relevant, een woningbouwprogramma bevat voor grote woningbouwplannen en het hier maar om een enkele vrijstaande woning gaat die niet met dit programma in strijd is. De betogen slagen niet.
Herhalen zienswijze
12.     [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog slaagt niet.
Overschrijding redelijke termijn
13.     [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben een verzoek gedaan om schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.
13.1.  De redelijke termijn is overschreden als de duur van de totale procedure te lang is. Voor een procedure als deze die uit één rechterlijke instantie bestaat zonder voorafgaande bezwaarprocedure, is in beginsel een totale lengte van ten hoogste twee jaar redelijk. De termijn begint op het moment van ontvangst van het beroepschrift door de Afdeling.
De Afdeling heeft het beroepschrift van [appellant sub 2] op 25 augustus 2023 ontvangen en het beroepschrift van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] op 28 augustus 2023. De redelijke termijn is in deze procedure dus met vier maanden overschreden.
13.2.  De Afdeling hanteert een forfaitaire vergoeding van € 500,00 per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Dat betekent dat [appellant sub 2], [appellant sub 3A], [appellant sub 3B] [appellant sub 4] in beginsel ieder recht hebben op een schadevergoeding van € 500,00. Daarbij wordt opgemerkt dat [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] gezamenlijk procederen, waarin de Afdeling in dit geval aanleiding ziet om het bedrag te matigen, in die zin dat zij ieder de helft van dat bedrag krijgen toegekend. Deze matiging acht de Afdeling redelijk vanwege de matigende invloed die het instellen van gezamenlijk beroep in het voorliggende geval heeft gehad op de mate van stress, ongemak en onzekerheid die [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben ondervonden vanwege de te lang durende procedure. Door gezamenlijk beroep in te stellen hebben zij de voor- en nadelen van het voeren van deze procedure kunnen delen. Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:245).
Conclusie
14.     De beroepen zijn ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
15.     De Staat der Nederlanden moet [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] een schadevergoeding betalen wegens overschrijding van de redelijke termijn.
16.     De Staat der Nederlanden moet de proceskosten van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wegens de behandeling van het verzoek om schadevergoeding vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen ongegrond;
II.       wijst de verzoeken om schadevergoeding toe;
III.      veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) tot betaling van een schadevergoeding van:
a. € 500,00 aan [appellant sub 2];
b. € 500,00 aan [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
c. € 500,00 aan [appellant sub 4];
IV.     veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) in verband met de behandeling van de verzoeken tot schadevergoeding opgekomen proceskosten aan de hierna genoemde appellanten tot een bedrag van:
a. € 453,50 aan [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 453,50 aan [appellant sub 4], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boermans
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
429-1186
BIJLAGE
Planregels "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013"
Artikel 17 Wonen
Artikel 17.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.       hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.       de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte (m)’ of ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ een andere goothoogte is aangegeven;
c.       (…)
d.       (…)
e.       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte (m)’ of ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ een andere bouwhoogte is aangegeven;
(…)
Beleidsregels particuliere woningbouwverzoeken gemeente Heusden 2021
Artikel 2
Particuliere woningbouwverzoeken die niet expliciet als locatie zijn opgenomen in de gemeentelijke woningbouwplanning kunnen worden toegekend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de initiatiefnemer toont aan dat het verzoek voldoet aan de eisen van goede ruimtelijke ordening;
2. het verzoek voldoet aan de criteria en randvoorwaarden in de door de gemeenteraad op 22 september 2020 vastgestelde visie: ‘t Huis in Heusden Woonvisie 2020-2025 gemeente Heusden’, of diens opvolger tijdens de geldingsperiode van deze beleidsregel.
3. het verzoek betreft:
a. niet meer dan één woning waarbij het perceel niet al eens eerder is gesplitst ten behoeve van een soortgelijk verzoek;
dan wel:
b. meer dan één woning op een inbreidingslocatie, mits minimaal 50% van de woningen wordt gerealiseerd als sociale huurwoningen en/of starterswoningen en/of levensloopbestendige nultreden seniorenwoningen, waarbij in het geval van een oneven aantal woningen het minimaal te realiseren woningen in bovengenoemde categorieën naar beneden wordt afgerond.
Beleidsregels zelfbewoningsplicht en vervreemdingsverbod nieuwbouwwoningen gemeente Heusden 2023
Artikel 2 Toepassingsgebied
De beleidsregels zijn van toepassing op alle nieuwbouwwoningen op kavels of gebouwen welke door de gemeente verkocht worden als ook op nieuwbouwwoningen waarvoor een anterieure overeenkomst met de gemeente wordt afgesloten.
(…)
Artikel 3 Wijze van vastleggen
Zelfbewoningsplicht en vervreemdingsverbod worden vastgelegd in:
1. een koopovereenkomst: in het geval van verkoop van grond voor het bouwen van een nieuwbouwwoning.
2. een anterieure overeenkomst: in het geval van de ontwikkeling van een of meer nieuwbouwwoningen door ontwikkelende partijen of particulieren en/of op grond van derden. Ontwikkelende partij is verplicht om bij verkoop van woningen zelfbewoningsplicht en vervreemdingsverbod op te nemen in de koopovereenkomst.