ECLI:NL:RVS:2025:6341

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202505507/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeldigverklaring onderzoeksrapport wegens fraude in afstudeerscriptie

In deze zaak heeft de examencommissie van Avans Hogeschool op 25 juni 2025 het onderzoeksrapport van de appellant ongeldig verklaard wegens fraude. De appellant, die de opleiding Ondernemerschap en Retailmanagement volgt, had in zijn scriptie een respondent opgenomen die niet bestond. Dit werd ontdekt door de scriptiebegeleider, die op 16 juni 2025 melding maakte van een vermoeden van fraude. Tijdens een hoorgesprek bij de examencommissie gaf de appellant toe dat hij een vriend had gevraagd zich voor te doen als een schoolhoofd en dit als een interview in zijn rapport had opgenomen. De examencommissie besloot de fraude niet als ernstig te beschouwen, maar verklaarde het rapport ongeldig.

Tegen deze beslissing heeft de appellant beroep ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens (CBE), dat op 22 september 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant voerde aan dat er procedurele gebreken waren, met name dat de wisseling van de kamer niet vooraf was aangekondigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 december 2025 behandeld. De appellant was bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, terwijl het CBE werd vertegenwoordigd door twee advocaten.

De Afdeling oordeelde dat de examencommissie terecht de maatregel voor fraude had opgelegd en dat de motivering daarvoor toereikend was. De appellant had geen concrete aanwijzingen gegeven dat de samenstelling van de kamer hem benadeelde. De Afdeling concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het CBE geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 24 december 2025.

Uitspraak

202505507/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant],
appellant,
en
het College van Beroep voor de Examens van Avans Hogeschool (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 25 juni 2025 heeft de examencommissie Ondernemerschap en Retail Management van Avans Hogeschool het onderzoeksrapport van [appellant] ongeldig verklaard wegens fraude.
Bij beslissing van 22 september 2025 heeft het CBE het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 december 2025, waar [appellant], bijgestaan door C.J.A. van Vliet, rechtsbijstandverlener in Markelo, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. L. Gremmen en A.M.J. Kuiper, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt de opleiding Ondernemerschap en Retailmanagement aan de Avans Hogeschool in ‘s-Hertogenbosch. In het kader van zijn afstudeerscriptie heeft hij een onderzoeksrapport opgesteld. De scriptiebegeleider heeft geconstateerd dat in het onderzoeksrapport een respondent is opgenomen die niet blijkt te bestaan. De scriptiebeoordelaar heeft daarom op 16 juni 2025 melding van een vermoeden van fraude bij de examencommissie gedaan.
2.       Voorafgaand aan het hoorgesprek bij de examencommissie heeft de scriptiebegeleider via Teams contact opgenomen met [appellant]. [appellant] heeft aangegeven dat hij zich bewust is van zijn handelen en het ongelofelijk stom van zichzelf vindt. Tijdens het hoorgesprek bij de examencommissie heeft hij verklaard dat hij een vriend heeft gevraagd om te doen alsof hij het hoofd van een school is en het met hem afgenomen interview als zijnde een interview met [persoon] van basisschool Op Dreef in het onderzoeksrapport heeft opgenomen. [persoon], hoofd van basisschool Op Dreef, bestaat echter niet.
3.       Op grond van bijlage I van de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Ondernemerschap en Retail Management voor het studiejaar 2024-2025 (hierna: de OER) wordt het vervalsen van interview antwoorden als ernstige fraude aangemerkt. Omdat [appellant] heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen, heeft de examencommissie besloten om de door hem gepleegde fraude niet als ernstige fraude aan te merken en te volstaan met het ongeldig verklaren van het onderzoeksrapport.
Beoordeling van het beroep
4.       [appellant] heeft de hem verweten fraude en de evenredigheid van de oplegde maatregel niet bestreden. [appellant] voert alleen procedurele gebreken in de besluitvorming aan.
5.       [appellant] betoogt dat het CBE ten onrechte een wisseling in de samenstelling van de kamer niet voorafgaand aan de zitting heeft aangekondigd. Omdat de gemachtigde van [appellant] rechtsbijstand heeft verleend aan de zus van het vervangend student-lid, heeft die volgens [appellant] niet onbevangen kunnen oordelen.
5.1.    [appellant] heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit blijkt dat het voor het student-lid niet mogelijk was om onbevangen te oordelen. Het betoog slaagt daarom niet.
6.       Wat voor het overige door [appellant] is aangevoerd, slaagt ook niet. Het CBE heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de examencommissie aan [appellant] de opgelegde maatregel voor fraude heeft mogen opleggen. De motivering daarvan is naar het oordeel van de Afdeling toereikend. Wat [appellant] op de zitting heeft toegelicht, leidt niet tot een ander oordeel. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat op de zitting duidelijk is geworden dat [appellant], anders dan de student in de uitspraak van 22 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5057, wist waar het vermoeden van fraude betrekking op had en daarom niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. V.V. Essenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
284-1160