202505507/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant],
appellant,
en
het College van Beroep voor de Examens van Avans Hogeschool (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 25 juni 2025 heeft de examencommissie Ondernemerschap en Retail Management van Avans Hogeschool het onderzoeksrapport van [appellant] ongeldig verklaard wegens fraude.
Bij beslissing van 22 september 2025 heeft het CBE het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 december 2025, waar [appellant], bijgestaan door C.J.A. van Vliet, rechtsbijstandverlener in Markelo, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. L. Gremmen en A.M.J. Kuiper, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] volgt de opleiding Ondernemerschap en Retailmanagement aan de Avans Hogeschool in ‘s-Hertogenbosch. In het kader van zijn afstudeerscriptie heeft hij een onderzoeksrapport opgesteld. De scriptiebegeleider heeft geconstateerd dat in het onderzoeksrapport een respondent is opgenomen die niet blijkt te bestaan. De scriptiebeoordelaar heeft daarom op 16 juni 2025 melding van een vermoeden van fraude bij de examencommissie gedaan.
2. Voorafgaand aan het hoorgesprek bij de examencommissie heeft de scriptiebegeleider via Teams contact opgenomen met [appellant]. [appellant] heeft aangegeven dat hij zich bewust is van zijn handelen en het ongelofelijk stom van zichzelf vindt. Tijdens het hoorgesprek bij de examencommissie heeft hij verklaard dat hij een vriend heeft gevraagd om te doen alsof hij het hoofd van een school is en het met hem afgenomen interview als zijnde een interview met [persoon] van basisschool Op Dreef in het onderzoeksrapport heeft opgenomen. [persoon], hoofd van basisschool Op Dreef, bestaat echter niet.
3. Op grond van bijlage I van de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Ondernemerschap en Retail Management voor het studiejaar 2024-2025 (hierna: de OER) wordt het vervalsen van interview antwoorden als ernstige fraude aangemerkt. Omdat [appellant] heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen, heeft de examencommissie besloten om de door hem gepleegde fraude niet als ernstige fraude aan te merken en te volstaan met het ongeldig verklaren van het onderzoeksrapport.
Beoordeling van het beroep
4. [appellant] heeft de hem verweten fraude en de evenredigheid van de oplegde maatregel niet bestreden. [appellant] voert alleen procedurele gebreken in de besluitvorming aan.
5. [appellant] betoogt dat het CBE ten onrechte een wisseling in de samenstelling van de kamer niet voorafgaand aan de zitting heeft aangekondigd. Omdat de gemachtigde van [appellant] rechtsbijstand heeft verleend aan de zus van het vervangend student-lid, heeft die volgens [appellant] niet onbevangen kunnen oordelen.
5.1. [appellant] heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit blijkt dat het voor het student-lid niet mogelijk was om onbevangen te oordelen. Het betoog slaagt daarom niet.
6. Wat voor het overige door [appellant] is aangevoerd, slaagt ook niet. Het CBE heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de examencommissie aan [appellant] de opgelegde maatregel voor fraude heeft mogen opleggen. De motivering daarvan is naar het oordeel van de Afdeling toereikend. Wat [appellant] op de zitting heeft toegelicht, leidt niet tot een ander oordeel. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat op de zitting duidelijk is geworden dat [appellant], anders dan de student in de uitspraak van 22 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5057, wist waar het vermoeden van fraude betrekking op had en daarom niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad. Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. V.V. Essenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
284-1160