ECLI:NL:RVS:2025:6359

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202406147/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning in Rotterdam op basis van de Opiumwet na aantreffen van grote hoeveelheden paracetamol en versnijdingsmiddelen

Op 22 juni 2023 heeft de burgemeester van Rotterdam besloten om de woning aan de [locatie] in Rotterdam voor drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage waarin werd vermeld dat op 11 mei 2023 de woning was doorzocht. Tijdens deze doorzoeking zijn er aanzienlijke hoeveelheden paracetamol en versnijdingsmiddelen aangetroffen, wat de burgemeester deed concluderen dat de woning betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank Rotterdam heeft op 22 augustus 2024 het beroep van [appellant] tegen de sluiting ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat er geen drugs zijn aangetroffen en dat de sluiting niet gerechtvaardigd was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 december 2025 het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen stoffen en de omstandigheden rondom de doorzoeking. De burgemeester had voldoende gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

Uitspraak

202406147/1/A3.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2024 in zaak nr. 23/7994 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2023 heeft de burgemeester de woning aan de [locatie] in Rotterdam voor drie maanden gesloten.
Bij besluit van 25 oktober 2023 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, advocaat in Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman en J.P. Langenbach, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woonde aan de [locatie] in Rotterdam. In een aan de burgemeester gerichte bestuurlijke rapportage van 25 mei 2023 staat dat de woning op 11 mei 2023 is doorzocht nadat op 2 maart 2023 in een Franse personenauto op de A16 een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen was aangetroffen die vermoedelijk uit die woning afkomstig waren. Bij het doorzoeken van de woning en de bijbehorende kelderbox werden in de kelderbox vier boodschappentassen aangetroffen met daarin in totaal 70 kilogram bruin poeder en bruine brokken, bevattende paracetamol, en diverse goederen, kennelijk bedoeld voor het mixen van de poeders. Verder zijn in de berging van de woning 17 kartonnen dozen aangetroffen met 41 vuilniszakken en 141 transparante zakken gevuld met in totaal ongeveer 348 kilogram bruin poeder en bruine brokken, bevattende paracetamol. Daarnaast is een steekwagen en een weegschaal aangetroffen, allebei vervuild met bruin poeder, en een tot opvangbak voor gemixt poeder omgebouwde vrieskist. De woning zelf was ook bedekt met een laag bruinkleurig stof. In een Mercedes werden op diezelfde dag tassen aangetroffen met 26 kilogram paracetamol en tassen gevuld met kleding die volledig was bedekt met bruin stof. Die tassen waren volgens camerabeelden even voor de controle van de Mercedes uit de kelderbox van de woning gehaald.
1.1.    Naar aanleiding van de rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet en overeenkomstig de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022 voor drie maanden te sluiten. Er is een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel, paracetamol, aangetroffen en diverse attributen om drugs mee te bewerken, verpakken en verwerken en de burgemeester acht het dan ook aannemelijk dat deze stoffen en goederen enkel aanwezig waren ten behoeve van het verwerken en bewerken van (hard)drugs. De burgemeester heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
Rechtbankuitspraak
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat in de woning een zeer grote hoeveelheid paracetamol is aangetroffen. Van paracetamol is algemeen bekend dat het wordt gebruikt om harddrugs mee te versnijden. Gelet daarop, in combinatie met de aanleiding van de doorzoeking van de woning en de aard en hoeveelheid van de stoffen en voorwerpen in onderlinge samenhang bezien, heeft de burgemeester aannemelijk kunnen achten dat deze stoffen en voorwerpen gebruikt zullen worden voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van drugs. De rechtbank heeft overwogen dat dit strafbare voorbereidingshandelingen zijn in de zin van de Opiumwet.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk was en dat niet hoefde te worden volstaan met een waarschuwing. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de burgemeester de situatie in de woning als ernstig heeft kunnen kwalificeren door de grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen die daarin is aangetroffen. De burgemeester mocht, mede gelet op het feit dat er in maart 2023 versnijdingsmiddelen uit de woning in een Franse personenauto zijn aangetroffen en nu het gelet op de bruinkleurige laag stof door de hele woning aannemelijk is dat er drugs zijn versneden, aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen harddrugs zijn aangetroffen. Daarnaast ligt de woning in een gebied dat is aangewezen als een veiligheidsrisicogebied. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de sluiting ook evenwichtig is. De overtreding is ernstig verwijtbaar en mede om die reden maakt een mogelijke ontbinding van het huurcontract niet dat de sluiting achterwege moest blijven. Verder is niet gebleken van een bijzondere binding met de woning. De burgemeester heeft een zwaarder belang mogen hechten aan de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Hoger beroep
3.       In haar uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, heeft de Afdeling de uitgangspunten weergegeven waarvan zij zal uitgaan bij haar beoordeling van besluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De Afdeling verwijst voor deze uitgangspunten daarom naar die uitspraak en zal deze hanteren bij de beoordeling van het hoger beroep.
4.       Volgens [appellant] was er geen bevoegdheid om de woning te sluiten, omdat er geen drugs zijn aangetroffen en onvoldoende is bewezen dat de voorwerpen aanwezig waren om drugs te verwerken. Verder is onvoldoende gebleken dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, zodat er geen noodzaak was voor de sluiting. Tot slot was de sluiting niet evenwichtig. [appellant] was op vakantie gegaan en had de sleutel aan een bekende gegeven om op de kat te passen en was bij terugkomst zo gechoqueerd van wat hij heeft aangetroffen in de woning, dat hij daardoor geen actie heeft ondernomen. Ook heeft de sluiting ervoor gezorgd dat hij zijn woning is verloren, omdat de verhuurder de huurovereenkomst met ingang van 30 augustus 2024 heeft ontbonden.
4.1.    De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan en heeft daarbij al betrokken dat [appellant] op 30 augustus 2024 zijn woning moest verlaten als de sluiting rechtmatig wordt geacht. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8, 11, 11.1 en 14 tot en met 14.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
802-1114