202407195/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 oktober 2024 in zaak nr. 23/3434 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Staatssecretaris van Landbouw Visserij Voedselzekerheid en Natuur en de Staatssecretaris van Financiën-Fiscaliteit en Belastingdienst (hierna tezamen en in enkelvoud: de staatssecretaris).
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [appellant] om rangschikking van de onroerende zaak "Oud Kraggenburg" onder de Natuurschoonwet 1928 (hierna: de Nsw) afgewezen.
Bij besluit van 31 mei 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 november 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. G. Stomphorst, vergezeld door drs. Ch.J. Lelieveld, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Daniels en B. Jongbloed, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Oud Kraggenburg was een schiereiland in de Zuiderzee, met daarop een op een terp gebouwde lichtwachterswoning. Het diende als baken voor de scheepvaart naar Zwolle en bood schepen een veilige vluchthaven tijdens mist en storm. Sinds de drooglegging van de Noordoostpolder ligt Oud Kraggenbrug te midden van en verheven boven de omliggende akkers. Op 26 mei 1969 is Oud Kraggenburg als rijksmonument geregistreerd. Volgens de registratie bestaat het monument uit: een lichtwachterswoning met lichttoren, liggende op een met basaltblokken versterkte heuvel, een schuur, een strekdam met op de punt een vroeger dienstdoende lichtopstand, een kleine voormalige vluchthaven en een loopbrug.
2. [appellant] is op 16 maart 2022 eigenaar geworden van Oud Kraggenburg en heeft op 13 september 2022 de eigendom overgedragen aan de door hem opgerichte Stichting Oud Kraggenburg. Op 11 maart 2022 heeft het Rentmeesterskantoor Eelerwoude B.V. namens [appellant] een aanvraag ingediend om Oud Kraggenbrug als buitenplaats te rangschikken onder de Nsw.
Besluitvorming
3. De staatsecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, omdat Oud Kraggenburg niet voldoet aan de definitie van een buitenplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 (hierna: het RNw). Op grond daarvan is een buitenplaats een ‘onroerende zaak met daarop gelegen een in oorsprong versterkt huis, een kasteel, een buitenhuis of een landhuis, eventueel met bijgebouwen, met een architectonisch daarmee verbonden historische tuin of historisch park van ten minste één hectare waarvan de aanleg dateert van vóór 1900 en herkenbaar aanwezig is, indien dit complex, dan wel ten minste één van de onderdelen daarvan, een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet is’. Volgens de staatssecretaris kan de lichtwachterswoning niet als een in oorsprong versterkt huis worden aangemerkt. Ook is geen architectonisch daarmee verbonden historische tuin aanwezig.
De uitspraak van de rechtbank
4. In de Nsw, het RNw en de wetsgeschiedenis is geen definitie van het begrip ‘een in oorsprong versterkt huis’ gegeven. De door de staatssecretaris gegeven uitleg aan dit begrip, namelijk een burcht of een tegen belagers beschermd huis van een adellijke familie dat zich in de loop van de 19e eeuw heeft ontwikkeld tot een buitenverblijf met tuinaanleg voor welgestelden, past bij de bedoelingen van de wetgever om ook buitenplaatsen onder de Nsw te kunnen rangschikken. De wetsgeschiedenis biedt daarentegen geen aanknopingspunten voor de opvatting dat het begrip ‘een in oorsprong versterkt huis’, zoals [appellant] betoogt, ruimer moet worden opgevat. Het begrip buitenplaats maakt immers al een uitzondering op de vereisten die zijn gesteld om een onroerende zaak als landgoed aan te kunnen merken. Gelet hierop heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat de lichtwachterswoning niet valt onder het begrip ‘een in oorsprong versterkt huis’.
5. De rechtbank heeft verder overwogen dat Oud Kraggenburg in de periode vóór 1900 in de Zuiderzee lag en de grond tussen de haven en de woning daardoor regelmatig overstroomde. Alleen al daarom kan geen sprake zijn van nog aanwezige elementen van een historische tuinaanleg van vóór 1900.
6. Over het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft de rechtbank overwogen dat Oud Kraggenburg niet vergelijkbaar is met de door [appellant] genoemde landgoederen.
Beoordeling in hoger beroep
7. De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8, 9, 12, 17, 18 en 23 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat de enkele stelling van [appellant] dat de afwijzing van het verzoek om rangschikking nadelige financiële gevolgen voor hem heeft, niet maakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor toepassing van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het RNw in zijn geval zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
284-1160