ECLI:NL:RVS:2025:72

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
202407888/1/V2 en 202407888/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pater, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 december 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond heeft verklaard. De minister van Asiel en Migratie had op 22 oktober 2024 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het hoger beroep aanhangig was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 januari 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden verleend. De beslissing werd genomen door mr. H.G. Sevenster, met mr. D.I. van Kesteren als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202407888/1/V2 en 202407888/2/V2.
Datum uitspraak: 13 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 19 december 2024 in zaak nr. NL24.41965 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pater, advocaat in Assen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2025
897