ECLI:NL:RVS:2025:731

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
202401049/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.M. Blaauw, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 februari 2024. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, vernietigd. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag moest bekendmaken. De vreemdeling was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld en heeft daarom hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 3 juli 2024. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 februari 2025, waarbij mr. B. Meijer als lid van de enkelvoudige kamer en mr. J. Verbeek als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202401049/1/V1.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] en mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 februari 2024 in zaak nr. NL24.1252 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 7 februari 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, advocaat in Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2644, onder 5.4, 6 en 7, over de beslistermijn die de rechter oplegt bij een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een nareisaanvraag). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
574-1060