ECLI:NL:RVS:2025:79
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 14 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 24 september 2024 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 19 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.