ECLI:NL:RVS:2025:945
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 15 mei 2024. De rechtbank Den Haag verklaarde op 4 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de minister van Asiel en Migratie laten weten dat de vreemdeling zelfstandig uit Nederland is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft niet gereageerd op de mogelijkheid om te bevestigen dat er nog contact is met de vreemdeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert hieruit dat de vreemdeling geen bescherming in Nederland meer zoekt en daarom geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2025 door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.