ECLI:NL:RVS:2025:968
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 11 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 19 november 2024 een aanvraag ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, maar deze werd niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.R.F. Berte, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 24 januari 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter werd geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling voerde aan dat zij in Bulgarije geen toegang zou krijgen tot noodzakelijke gezondheidszorg, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de informatie in het AIDA-rapport over 2023 niet wezenlijk verschilde van eerdere rapporten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2025, en de voorzieningenrechter was mr. M.J.M. Ristra-Peeters, bijgestaan door griffier mr. J. Nouta.